Een gewonnen zetel telt bij een stemming in de Tweede Kamer nu eenmaal niet zwaarder dan een behouden zetel van een grotere partij
In verkiezingstijd claimen de stijgers in de peilingen alvast een plaatsje in het toekomstige kabinet. Winnaars moeten meedoen. Dat klinkt heel democratisch, maar de praktijk wijst uit dat de grootste stijgers doorgaans aan de kant blijven staan.
Een partij die fors wint, mag na de verkiezingen niet aan de zijlijn staan. Het was SP-leider Emile Roemer die het maar weer eens riep toen tot hem was doorgedrongen dat zijn partij niet langer meedeed in de strijd om de eerste plaats. Al die nieuwe aanhangers zouden voor hun stem toch iets terug moeten zien, was Roemers gedachte.
In een reactie op de wanhoopskreet van Roemer hield PvdA-lijsttrekker Diederik Samsom het op een “democratische opdracht” rekening te houden met een partij die fors is gegroeid. Ook zijn VVD-collega Rutte gaf aan dat een partij die flink stijgt, niet zomaar genegeerd kan worden.
Rond verkiezingen klinkt het wel vaker: de grote stijgers moeten meedoen, dalers kijken toe. Een soort gedragscode die politici met de mond belijden, maar in de politiek van alledag geen waarde blijkt te hebben.
Twee jaar geleden werd toenmalig CDA-aanvoerder Maxime Verhagen niet moe te melden dat zijn partij bescheidenheid paste nadat de kiezers zijn fractie in de Tweede Kamer bijna halveerden. Maar hij liet niet na te melden dat hij wel in de buurt bleef.
Verhagen wist wel beter: ook een verliezer zou nog wel eens bij een informateur op de koffie mogen komen. Natuurlijk had zijn voorgevoel hem niet bedrogen. Binnen zijn eigen partij kostte het hem nog de grootste moeite, maar verliezer CDA ging weer regeren en Verhagen werd weer minister.
De bescheidenheid van dalers is dus vaak even vals als de claims van grote stijgers loos zijn. Deed de grote winnaar van 2010, de PVV, slechts als gedoger mee, in 2006 was er geen haar op het hoofd van de grootste partijen die eraan dacht serieus met de SP te gaan praten. En dat terwijl de socialisten van negen naar 25 een reuzensprong hadden gemaakt. Wie gingen er regeren? CDA en PvdA, wel de nummers een en twee van de verkiezingen, maar beiden verliezers, de PvdA met een val van 42 naar 33 zetels zelfs vrij fors. De grote stijgers, naast de SP debutant PVV (in een klap 9 zetels), stonden erbij en keken ernaar.
Geert Wilders was in 2006 natuurlijk al lang blij dat hij van de partijen die uit waren op de erfenis van Pim Fortuyn aan het langste eind had getrokken. Maar nieuwkomer LPF ging in 2002 meteen reageren, met CDA en VVD, al was dit kabinet door de het onderlinge gekrakeel binnen de LPF-ministersploeg geen lang leven beschoren.
Juist bij dit rampkabinet deed de ongeschreven regel zich gelden dat de winnaars mee moeten doen en de verliezers toe moeten kijken. Winnaars CDA (14 zetels erbij) en LPF (vanuit het niets op 26 zetels) leverden de ministers, samen met de VVD. Weliswaar hadden de liberalen 14 Kamerleden in moeten leveren, maar van de Paarse verliezers die er volgens Pim Fortuyn een puinhoop van hadden gemaakt, hield de VVD het verlies beperkt vergeleken met de PvdA.
Het signaal van de kiezers die massaal voor Fortuyn had gekozen mocht niet in de wind worden geslagen door de LPF links te laten liggen, zeker niet nadat vlak voor de verkiezingen de naamgever van de nieuwkomer het slachtoffer was geworden van een politieke moord. Daar komt nog eens bij dat combinatie van winnaars CDA, LPF en verliezer VVD niet alleen programmatisch voor de hand lag, maar ook getalsmatig. D66 had net 2 zetels te veel verloren om een combinatie CDA en VVD aan een meerderheid te helpen. Blindganger LPF had dan buitenboord gehouden kunnen worden.
Kortom: de formatie van 2002, het jaar van Pim Fortuyn, was de enige waarbij de stijgers de macht grepen. Waren het tien jaar geleden de bijzondere omstandigheden die ertoe leidden dat de winnaars ook daadwerkelijk werden beloond, bij alle andere formaties is iedereen die gedragscode vergeten zodra de omstandigheden dat vragen.
Nog geen jaar na de uitzonderlijke verkiezingen van 2002 bleef grote winnaar PvdA na een nieuwe stembusgang (winst van 19 zetels) buitenspel staan nadat de sociaaldemocraten er niet uitgekomen waren met het CDA. Jan Peter Balkenende kon gewoon weer gaan regeren met de VVD, de coalitiepartner die de christendemocraten vaak het beste heeft gelegen, en met D66.
Dat deed nog het meest denken aan de roemruchte formatie van 1977, toen PvdA-leider Joop den Uyl er niet in slaagde zijn tweede kabinet te vormen. Van Agt en Wiegel smeedden een CDA/VVD-kabinet en de PvdA kwam in de oppositie terecht, als grootste partij in de Kamer en na een forse zetelwinst (plus 10).
Met de claim dat de SP bij een winst van 11 of 12 zetels zeker bij de vorming van een nieuwe regering betrokken moet worden, erkende Roemer niet meer mee te doen om de eerste plaats en het premierschap. Maar zelfs als zijn fractie aanzienlijk is gegroeid, zal Roemer erachter komen dat hij ook niet mee zal doen aan het vormen van een regering. Een gewonnen zetel telt bij een stemming in de Tweede Kamer nu eenmaal niet zwaarder dan een behouden zetel van een grotere partij.
Net als zijn voorganger Jan Marijnissen zal Roemer de parlementaire verslaggevers in een zaaltje van perscentrum Nieuwspoort mismoedig voorhouden dat ze hem er niet bij willen hebben, hoeveel zetels hij ook heeft gewonnen.