Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

'De eigenaren van de slaven op Sint Maarten voelen zich bekocht'

  •  
19-12-2022
  •  
leestijd 2 minuten
  •  
3038 keer bekeken
  •  
NG-1064-19

© Sint-Maarten, jonkheer Jacob Eduard van Heemskerck van Beest, naar Gerard Voorduin, 1860 - 1862. Collectie Rijksmuseum.

In 1848 maakte de net uitgeroepen Franse republiek een einde aan de slavernij in de eigen koloniën. Dat leidde tot veel onrust op het Nederlandse gedeelte van Sint Maarten waar duizend tot twaalfhonderd slaven zagen hoe hun lotgenoten aan de andere kant van de grens de vrijheid hadden verkregen. Ze verlieten massaal de werkplek en dreigden naar het Franse gedeelte te vertrekken als niet ook zij werden vrijgelaten. Het kwam tot een bijzonder compromis en leidde er toe dat bij de officiële emancipatie per 1 juli 1863 de slaveneigenaren van Sint Maarten een veel lagere compensatie kregen dan die in Suriname en op de overige Nederlandse Antillen. Ze schreven daarover aan koning Willem III een brief vol klachten, die in verscheidene kranten werd afgedrukt. Op voorstel van het Kamerlid Pieter van Bosse kregen ze namelijk maar 30 gulden per slaaf. 

Wie iets wil begrijpen van de tijdgeest indertijd, moet het hele verhaal maar eens lezen. Waarom de slavenbezitters van Sint Maarten zich zo bekocht voelden. Deze versie stond op 17 juli 1863 in het Dagblad van Zuid-Holland en ´s-Gravenhage. Dat was toen zo´n beetje De Telegraaf. De meest treffende onderdelen van de lange en onderdanige brief geef ik hier: 

"Toen in den jare 1848, bij decreet van het Voorloopig Bewind der Fransche Republiek, de slavernij in de koloniën van Frankrijk plotseling werd opgeheven en die tijding in het Fransche gedeelte des kleinen eilands St. Martin bekend werd, was daarvan het onmiddellijk gevolg, dat de slaven in het Nederlandsch gedeelte, luide en hevig vorderden, om met hunne Fransche naburen op gelijken voet van vrijdom gesteld te worden."
"Daarom kwamen de ingezetenen/eigenaren van slaven, in het Nederlandsche gedeelte van dit eiland bijeen, ten einde te beraadslagen over de maatregelen, welke in den bestaanden neteligen toestand genomen konden worden, en zijn zij gevolgelijk op den 1 Junij 1848 tot het beraden besluit gekomen, om onverwijld aan den Koning in te dienen een verzoekschrift, hem biddende, dat de slaven op St. Martin mogten worden vrij verklaard en voor de gevraagde emancipatie aan de eigenaren eene billijke schadevergoeding toe te kennen. Tevens werd er besloten dat, in afwachting van Zr. Ms. gunstig welbehagen, de eigenaren jegens hunne slaven zouden handelen, alsof zij waren vrije arbeiders; dat zij met hen in zulke overeenkomsten zouden treden, als de wederzijdsche billijkheid zou aangeven, en een wederkeerig vertrouwen zou te weeg kunnen brengen. Aan het plaatselijke Gouvernement stelden zij verder eerbiedig voor, om, van zulke wetten als waarin de straffen voor misdrijven, ten aanzien van vrijen en van slaven verschillend luiden , — door welk onderscheid de slavernij zoo hatelijk wordt voor der slaven menschelijk gevoel — de afschaffing uit te spreken."

Dat weigerde de Nederlandse regering. Ze kon niet in één kolonie de slavernij afschaffen en in de andere niet. Toen in 1863 de slavernij wel werd afgeschaft, wachtte de slavenbezitters van Sint Maarten een als zeer onaangenaam ervaren verrassing. Het liberale kamerlid Pieter van Bosse vond dat ze helemaal geen recht hadden op schadevergoeding. 

"De heer van Bosse, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, merkte ter zake van de alinea c aan: "wij kennen de geschiedenis van St. Martin. Men heeft op den 1 Junij 1848 de slaven daar vrij verklaard, en ik geloof dus niet dat men redelijkerwijs aanspraak kan maken op eenige tegemoetkoming." Die bewering, zoo volkomen in strijd met de hiervoren aangegeven waarheid, vond, op goed geloof, ingang bij vele andere leden, en zoo was het, dat het amendement door den heer van Bosse voorgesteld, strekkende om het tweede, derde en vierde lid van het artikel aldus te lezen: "a. Voor die op Curacao , Bonaire, Aruba, St. Eustatius en Saba , voor ieder hoofd ƒ 200. b. Voor die op St. Martin ƒ3O" — in de haast werd overwogen en bij meerderheid van stemmen werd goedgekeurd."
"Neen, de ingezetenen van Nederlandsch St. Martin stellen in de Regering van Nederland, inzonderheid op het verheven  gevoel van hunnen geëerbiedigden Koning zoo veel innig vertrouwen, dat zij onmogelijk kunnen denken 'de armzalige tegemoetkoming, waartoe door de Twee Kamer der Staten-Generaal. op den 10 Julij 1862, in haast werd besloten, onverbeterd in stand zal worden gehouden."  

De slavenbezitters van Sint Maarten kregen nul op het rekest.

Voor het overige ben ik van mening dat de toeslagenaffaire niet uit de publieke aandacht mag vedwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.

Beluister Het Geheugenpaleis, de wekelijkse podcast van Han van der Horst en John Knieriem over politiek en geschiedenis.

Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.