Het einde van confessionele politiek is geen ramp voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen en de opkomst van
opportunisme en populisme
De Vereniging van Christen-Historici boog zich op vrijdag 14 januari over de vraag ‘Is er toekomst voor de confessionele politiek?’. Zo bijzonder de opkomst en bloei van de zogheten christelijke partijen was, zo spectaculair is hun ondergang.
Samen telden de confessionele partijen gedurende een groot deel van de twintigste eeuw een absolute meerderheid in de Tweede Kamer. In 1965 waren er tachtig confessionele zetels, in 1990 zestig. In 2011 zijn het er nog maar 28: meer dan een halvering in twintig jaar tijd.
Professor Gerrit Schutte (Vrije Universiteit) ging op ‘kraambezoek’. Hij blikte terug op de opkomst van de confessionele partijen, waarna professor Roel Kuiper (senator ChristenUnie) een gloedvol betoog hield over de rol van bezieling in de politiek en het uitdagen van de elites. Daarna volgde een ‘Parade der mannenbroeders’ van zeven presentaties en workshops. Dat werd een lastige keuze voor mij. Ik koos voor de workshop van historicus dr. Herman Smit over zijn proefschrift ‘Gezag is gezag: de gereformeerden en de Indonesische kwestie’ en een workshop van historicus Ewout Klei getiteld ‘Liever dood dan rood’: de christelijke CLIC-winkel in Groningen’ (Klei zal binnenkort promoveren op een onderzoek naar de bewogen geschiedenis van het GPV).
Als forumlid (vanuit GroenLinks en De Linker Wang) ging ik aan het einde van de middag in debat met Fleur de Beaufort (VVD, Teldersstichting) en Roel Kuiper (ChristenUnie). Onder leiding van VCH-voorzitter dr. Beatrice de Graaf debatteerden we over de vraag of er nog toekomst is voor de confessionelen. Daarbij maakte de gezaghebbende oud-politicus Gert Schutte (GPV, thans ChristenUnie) een aantal inhoudelijke en relativerende opmerkingen.
Zoals ik tijdens het debat aangaf, denk ik dat het einde van confessionele politiek geen ramp is voor Nederland. Wel schadelijk is het verdwijnen van principes en beginselen (die uiteraard christelijk geinspireerd kunnen zijn) en de opkomst van opportunisme en populisme. We moeten het juist hebben van bezieling, principes en ideeën. Een ernstig gebrek daaraan leidt ertoe dat gezaghebbende personen als Joris Voorhoeve (VVD), Frank Ankersmit (VVD), Bert de Vries (CDA) en Henk Woldring (CDA) afscheid nemen van de politieke partijen waarmee zij zich diep verbonden voelden, terwijl met name deze partijen steeds gevoeliger worden voor de waan van de dag.
De opkomst van de confessionele politiek aan het einde van de negentiende eeuw, ging gepaard met emancipatie en sociale strijd. Voormannen als Kuyper en Schaepman leidden respectievelijk de’achterlijke’ gereformeerden en katholieken naar een beter bestaan. Ze bouwden mee aan sociale wetgeving. De oude scheidslijn tussen conservatief en liberaal werd doorbroken. Iets van deze oorspronkelijke bezieling zie ik vandaag terug bij de ChristenUnie. Van het CDA – dat in Europees verband samenwerkt met de Britse Conservatieven – kun je je afvragen of dit een confessionele partij is. Deze partij is – zoals veel andere christen-democratische partijen in Europa – wellicht beter te bestempelen als liberaal-conservatief.
De workshops waaraan ik deelnam, bevestigden mijn beeld dat confessionele politiek vaak in de valkuil loopt van de zich altijd herhalende ‘zondeval van het christendom’, om met theoloog Gerrit Jan Heering (1879-1955) te spreken. Macht corrumpeert. De ARP was in de jaren veertig en vijftig idelogisch verblind in de Indonesiëkwestie, terwijl het GPV tot in de jaren tachtig – verblind door de polarisatie – sympathiseerde met de apartheid in Zuid-Afrika. Verklaart dit ook de blinde vlek die de ChristenUnie en het CDA vandaag hebben voor het lot van het Palestijnse volk?
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat bezieling, principes en ideeën onmisbaar zijn in de politiek. Ook de rode draad van Bijbel biedt mensen daartoe de nodige inspiratie. En hoewel er altijd een kleine onderstroom is geweest van links-confessionelen (Bond van Christen-Socialisten, 1905-1926), de Christen-Democratische Unie (1926-1940) en de Evangelische Volkspartij (1981-1991), is de mainstream van de confessionele politiek vaak toch uitgelopen op machtsbehoud en conservatisme. Het feit dat de drie genoemde links-confessionele bewegingen – die altijd marginaal bleven – zijn opgegaan in de doorbraakpartijen PvdA en GroenLinks, zegt mij persoonlijk genoeg.