Over verzet, identiteit en het zoeken naar verbinding
Ik ben er soms wel 12 keer per jaar. Istanboel. Om nieuwe bandjes en performances te spotten voor mogelijke optredens in Paradiso, om Nederlandse dj’s en artiesten op podia in Istanboel te kunnen plaatsen, lokale partners en zalen te vinden zodat we gezamenlijk verder kunnen bouwen aan bruggen tussen Amsterdam en Istanboel. Bruggen in de muziek, dans en de popcultuur die landsgrenzen overstijgen en ruimte bieden aan vernieuwers, aan mensen die elkaar inspireren en aan binding. Volgens mij belangrijk voor mensen in Nederland, maar ook in Turkije, voor Turken en niet-Turken. Maar vooral ook voor mezelf geloof ik.
Maar waar ik voorheen met enthousiasme deze bruggen optrok tussen het onbekende, onbeminde en tussen vermeende tegenpolen, was ik nu verdrietig en vol zorgen. Daar ging een bewogen tijd aan vooraf met veel beelden van geweld, verdachtmaking en leed uit mijn stad Istanboel. En juist van Istanboel dacht ik nu echt even genoeg te krijgen in mijn stad Amsterdam. Want ook hier in Amsterdam werden veel Turkse Nederlanders ‘geraakt’ door de ontwikkelingen aldaar. Die brug tussen het beste uit beide steden leek even in te storten, of plaats te maken voor problemen. Ik werd er moe van. Het leek allemaal bijna een brug te ver.
Turkse boot De programma’s Pink Istanboel en Pink Amsterdam zijn voor mij belangrijke voorbeelden van die bruggen. Jonge hedendaagse muzikanten, artiesten en activisten uit de homo-emancipatiescene (LGBT) van beide steden staan binnen deze uitwisseling op de agenda. De zogenaamde early adaptors die een passie hebben voor muziek en de stad.
Met Pink Istanboel en Pink Amsterdam hebben we vele rolmodellen zichtbaar gemaakt. Kunstenaars en muzikanten geïnspireerd om met elkaar samen te werken. We hebben discussie veroorzaakt en daarmee bijgedragen aan de emancipatie van homo’s in Nederland en Turkije. Verschillen in opvoeding, mening en cultuur zorgden voor felle debatten over symbolen, trots, identiteit en binding. Bovenal hebben we bijgedragen aan empowerment. Een heuse Turkse Boot is met de Gay Pride door Amsterdam gevaren! Met nogal veel reacties. Veelal positief, maar er zaten ook haatreacties bij. Vooral ook van jonge Turkse Nederlanders. Maar die mochten de pret niet bederven. We voelden de Pride. Dat was in 2012. Het jaar ook van de viering van 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Turkije. De brug werd steeds steviger.
Gezi Park Er werden nog meer plannen gemaakt voor concerten, feesten en festivals. En toen kwam 2013 en brak de Gezi Park-opstand uit. Wat begon als een protest om 500 bomen te redden, groeide door het autoritaire optreden van de regering uit tot een massademonstratie in alle provincies van Turkije. En de Turkse homobeweging was en is nog steeds een van de meest actieve groepen hierin. Ook kunstenaars en activisten met wie ik al jaren werk stonden op de barricades.
Trots en hoopvol als ik was door dit spontane en massale verzet van een hele nieuwe generatie jongeren tegen de Turkse politieke traditie van ‘beargumenteren met tegenstellingen’ (seculier versus religieus, Koerd versus Turk, aleviet versus soenniet, homo versus hetero etc), het gevoel van verlies van iets anders bekroop me al heel snel. Ja, dit vond allemaal plaats in vooral Istanboel, maar mensen met een band met Turkije over de hele wereld werden er door geraakt en voelden mee. Zo ook in Amsterdam. Veel van onze plannen werden uitgesteld. Soms met veel gedoe. Onze partnerzalen hadden het financieel heel zwaar, sommigen moesten hun programmering wekenlang uitstellen. Anderen sloten de tent voorgoed. Sponsoren trokken zich terug en kunst wordt nou eenmaal niet gesubsidieerd in Turkije. Zowel mijn collega programmeurs als ook artiesten hadden het ook zwaar te verduren. Er was veel boosheid, onzekerheid en tegelijk veel activisme en hoop. Er zouden snel verkiezingen komen. Al vertrouwden velen die bij voorbaat al niet. Istanboel vielen intussen doden.
Amsterdam Ook onder Turks Nederland was dit lange tijd het gesprek van de dag. Ik bleef heen en weer reizen om te kijken welke programma’s we konden ontwikkelen. Een uniek en nagenoeg uitverkocht concert van de legendarische protest muziek band Grup Yorum in Paradiso en een bijzondere editie van Pink Istanboel met een nieuwe partner uit Istanboel was het resultaat. Het zoeken en bruggen bouwen gaat door. Maar de inmiddels vermoeiende discussies en zorgwekkende reacties van Turken in Nederland ook.
Ik ervaar nu al een tijd een bepaalde onzekerheid en tegelijk een vermoeiende drang naar verbinding en begrip als het op Istanboel aankomt. En dat gevoel bekruipt me de laatste tijd ook steeds weer in Amsterdam. Duiden kan ik het niet helemaal. Het heeft natuurlijk te maken met het migratieverleden van mijn ouders (komen beide uit Istanboel), met het opgroeien met een biculturele identiteit, met mijn fascinatie voor Byzantium, Constantinopel en Istanboel als ex-student geschiedenis en politicologie. Met mijn liefde voor de Turkse taal en sommige muziek, maar ook met de Turks Nederlandse omgeving waarin ik me vaak begeef. Die omgeving doet mij nu soms twijfelen aan de betekenis van binding, begrip en bruggen.
Een grote groep Turkse jongeren zie ik zich helemaal naar binnen richten. Alles lijkt zwart of wit. Analoog aan de politieke situatie in Turkije lijkt ook hier de verdeling te bestaan tussen ‘wij’ en ‘de ander’. Velen sluiten zich af voor ‘de ander’ en voor diens mening, zorgen en gevoel. Sterker nog, die worden ervaren als kwalijke kritiek, als gevaar. En de reacties zijn niet mals. Belediging, zwartmakerij, schelden, haat en doodsbedreigingen zijn schering en inslag op populaire Turks Nederlandse websites en op Facebookpagina’s.
Door sommigen worden manke vergelijkingen gemaakt tussen politie, mensenrechten en democratie in Nederland of het Westen en Turkije waaruit een zekere kritiek op het hypocriete Westen en een verheerlijking van het moederland spreekt. Het moederland zou hierbij met verve worden vertegenwoordigd door premier Erdogan. Die zet Israël op zijn plek, daagt Duitsland uit, komt op voor Turkse pleegkinderen in Nederland, maakt Turkije rijker, groter, sterker en trotser.
En je hebt de tegenstanders van al dit moois. Die worden uitgescholden, mensen worden voor landverrader en crimineel uitgemaakt. Sommigen zien reden Israël te beschuldigen. Anderen hebben het regelrecht over Joods zaad, Armeens bloed of schijnheilige Westerlingen. Er wordt geroepen dat het beter is demonstranten te doden omdat ze dat verdienen, (nog meer) te slaan en dit wordt ook nog eens ‘geliked’.
Terugkerende onderwerpen hierbij zijn het vasthouden (en de behoefte aan) trots bij velen en de veronderstelde tegenstrijdigheid tussen de eigen groep en ‘de anderen’. Sommigen lijken zich alleen maar te kunnen vereenzelvigen met premier Erdogan. Anderen zeggen het liefst niet meer te willen leven in een land dat door hem wordt geregeerd. Ook kunstenaars krijgen ervan langs. Muzikanten, ‘eeuwenoude’ popartiesten, soapsterren, schrijvers die oproepen tot luisteren naar de demonstranten en terughoudendheid bij politie-optredens worden verketterd. Artiesten die ‘in gesprek gaan’ met de regering worden uitgemaakt voor rotte vis.
De weerstand tegen Erdogan ziet zijn achterban als ‘gevaar’ en teken van landverraad. Dit beeld werd vooral gecreëerd door premier Erdogan zelf die al snel na het uitbreken van de opstand heel gevaarlijk sprak over ‘zijn politie’ en ‘zijn volk’ als de ware eigenaars van het land. Omdat zij 45% van de stemmen vertegenwoordigen is de democratie van hen. En dit wordt dus ook zo overgenomen door jonge Turkse Nederlanders. Begrippen als individuele vrijheid, respect voor minderheden (ook zij die de verkiezingen niet winnen) en het recht op een andere mening lijken daarin met het grootste gemak te kunnen worden opgeofferd aan de trots die je kunt ontlenen aan successen van een politicus aldaar. Kritiek, het uiten van zorgen en uit onvrede demonstreren worden meteen geframed en afgedaan als een complot van westerse, joodse en of zelfs kapitalistische belangen.
Erdogan levert telkens het kruit. Hij noemt een boze burger tijdens de demonstraties na de mijnramp ‘Israëlisch zaad’, rept telkens over bronnen die zij in handen zouden hebben waaruit zou blijken welke buitenlandse machten er achter de rellen zouden zitten, hoe zij het sterke Turkije zouden willen kapotmaken. Erdogan verwijst ook telkens weer naar oude spoken. Zijn vrome ‘bacim’ (zuster) met hoofddoek en het voor velen terechte opheffen van het hoofddoekverbod op universiteiten en in de ambtenarij, plaatst hij steeds weer tegenover alle demonstranten en alle oppositiepartijen. Alsof zij allemaal het hoofddoekverbod zouden willen herinvoeren. Hij vergeet hierbij heel handig dat een grote groep antikapitalistische moslims, ook zusters met hoofddoek, meededen aan de demonstraties op het Taksimplein. Zij baden op het grote plein en werden daarbij door alle andere demonstranten beschermd tegen politiecharges en traangas.
De demonstranten zouden ook nog eens met blikjes bier en hun schoenen aan moskeeën zijn binnengegaan. Ook hier zou Erdogan beelden van hebben. De imam van de betreffende moskee die dit tegensprak, werd verbannen naar een uithoek van Turkije.
Maar het kwaad was al geschied. Het framen en opzetten van mensen tegen elkaar was alweer geslaagd. Als ; ware burger, als patriot en echte moslim’, ook in Nederland, neem je over wat er wordt gezegd door je held en scheld je de bierdrinkende landverraders uit. Voor een door god verdoemde homo, voor joods zaad en voor goddeloze communist en zo meer.
De eerste generatie Turken in Nederland zie ik hier niet of nauwelijks op deze manier aan meedoen. Waarschijnlijk omdat zij nog heel goed weten wat een gebrek aan rechten, middelen en vrijheden ten bate van nationale of religieuze normen betekende. Zij kennen de gevolgen van staatsgrepen en van vergaande politieke polarisatie in Turkije. Ook zij voelen binding met hun vaderland, volgen het nieuws via de schotelantenne en kiezen wel degelijk ook partij, maar lijken hierin niet aan haatdragende taal te doen of met het grootste gemak tot geweld en zware straffen op te roepen. Wellicht zou dat beeld anders zijn als die generatie ook massaal gebruik zou maken van internet ‘anonimiteit’.
De brug naar Istanboel De Gezi Park-opstand heeft veel losgemaakt. Veel jongeren gingen voor het eerst de dialoog aan met elkaar. Vele groepen trokken waarschijnlijk voor het eerst gezamenlijk op. Maar de reactie op de Gezi Park-opstand heeft ook meer afstand tussen mensen gecreëerd. Tussen Erdogans ware burgers en al hun tegenstanders. En dat blijft tot de dag van vandaag de sfeer in Istanboel bepalen. De stad lijkt voor eeuwig verdeeld. Net als veel Turkse Nederlanders die ik ken. Rondlopend in de wijk Beyoglu, het oude Pera, word ik wederom heen en weer geslingerd tussen boosheid, afkeer en bewondering, tussen herkenning en verzet. Wat dat betreft staat Istanboel alles behalve stil. Tijdens een korte wandeling van maar 2 uurtjes door de hoofdstraat van Istanboel, de Istiklalstraat, werd ik nogmaals geraakt door de enorme diversiteit en dynamiek van het land. Die diversiteit is ook de kracht van de stad.
Trans Vorige week was ik weer in Istanboel. Voor de International Day Against Homofobia and Transfobia (IDAHOT). Deze werd georganiseerd met steun van het Nederlandse consulaat. Vlak ervoor had de verschrikkelijke mijnramp in Soma plaatsgevonden. Verdriet over het verlies van mensenlevens en terechte discussies over politieke verantwoordelijkheid bleken wederom niet samen te kunnen gaan in Turkije.
Het programma, waaraan ook ik zou bijdragen met artiesten uit Amsterdam, werd versoberd. De optredens van de artiesten en dj’s werden afgezegd, maar het debat en de gesprekken gingen door. Midden in de transgender rosse buurt van Istanboel. Vanuit je stoel keek je aan beide kanten naar de ramen aan de overkant. Uit die ramen hingen uitgedoste transgenders die met een luide stem en of een uitdagende fluittoon naar beneden joelde, naar de mannen van Istanboel. Of ze niet even bij hun liefje willen komen. Even naar boven, bij je schatje? En wij zaten daar binnen te praten over mensenrechten, waarbij ieder politiek geluid leek te verworden tot een aanklacht tegen de heersende AKP.
Transgenders en travestieten zijn waarschijnlijk de grootste slachtoffers van homofobie en transfobie in Turkije, waar de houding van de overheid helaas nog steeds is ‘als je er niet over praat, is er ook geen probleem’. Van huisvesting tot onderwijs en van gezondheidszorg tot recht op arbeid. Op al deze punten is dagelijks sprake van discriminatie, uitsluiting en geweld waarbij de wet enkel tegen slachtoffers werkt.
Turken in Nederland worden hoe dan ook beïnvloed door Turkije, Turkse media en Turkse politici. Ik moet weer denken aan alle satellietschotels die we daarom aan de zijkant van De Turkse Boot hadden opgehangen tijdens de Canal Pride in 2012. Ondertussen bedenk ik me ook dat we tijdens de Istanboel Gay Pride in juni 2013, net na het uitbreken van de Gezi Park-opstand met meer dan 80 duizend mensen op dezelfde Istiklalstraat liepen. Historisch druk was het. En dat gebeurt in Istanboel dus nou steeds. Steeds weer die tegenstellingen en reacties.
Stilte Een dag daarvoor liep ik voor het eerst in een rustige Istiklalstraat. Voor wie het niet kent, normaliter is er een kabaal van jewelste van variaties op dezelfde popmuziek (dat heet Turkpop) uit krakende luidsprekers die zowat voor de winkelingang staan geplaatst om voorbijgangers naar binnen te lokken. Of van melodramatische instrumentale (vaak klarinet of gitaar in mineur) muziek waar mijn Turks-(Nederlands)e medemens erg gevoelig voor lijkt te zijn. Die tegenstelling van de Turkse cultuur lijkt zelfs in de muziek te horen. Het is ‘put your hands up in the air’ of melancholisch zelfmedelijden en geklaag.
Maar op vrijdag was er dus stilte. Uit respect voor de gestorven mijnwerkers. Bevreemdend fijn die stilte. Maar de stilte van de winkels, werd ongedaan gemaakt door de massale aanwezigheid van een politiemacht, met gasmaskers in de aanslag, die het Taksimplein leken te bezetten. Ieder moment kon er een demonstratie uitbreken. Zo nu en dan werd het immense plein ook gewoon dichtgegooid. Toeristen maakten foto’s van de politiebezetting, jonge demonstranten riepen af en toe wat. En zo kabbelde het door…
Die stilte werd op zaterdag doorbroken. Toen waren de 3 dagen van nationale rouw ten einde. Buitenlandse toeristen, Turken uit alle delen van Turkije, vluchtelingen uit Syrië en andere landen uit de regio, de bonte stoet van de Istiklal was er weer. Het was prachtig weer. En dan vallen zoveel dingen op. Er was een Iraans bruidspaar voor een fotosessie met de hele familie. Voor de Narmanli han, een van de laatste oude gebouwen die aan renovatie toe zijn maar nu op de lijst staan van sloop om plaats te maken voor een winkelcentrum, staan studenten muziek te maken, in het Lazisch dit keer. Voor de Russische ambassade staan honderden demonstranten met lichtblauwe vlaggen. Krim Tataren uit Turkije die de etnische zuivering van de Krim door Stalin herdenken en protesteren tegen een Russische bezetting en opdeling van Oekraine. Nog een stukje terug, voor de imposante poorten van het Galatasaray lyceum staan enkele tientallen scholieren te demonstreren voor de rechten van arbeiders. Er loopt een hele groep Golfstaat Arabieren langs waarvan bijna alle mannen zojuist een haarimplantatie hebben laten uitvoeren. En overal, letterlijk overal kun je een kop koffie kopen. Ik koop ook een kopje koffie en zoek een plekje op om te zitten.
Ik heb helemaal niets met God, Allah of andere spirituele ervaringen, maar bevond me puur uit behoefte aan ‘rust’ en een plaspauze in de tuinen van de Mevlevi Derwish klooster van Galata. Een oase van rust. Recentelijk nog heel mooi opgeknapt en te midden van het hippe Galata met al zijn muziekwinkels, trendy shops, tattoowinkels, kunstenaarsateliers etc. Wat een mooie tuin, met hier en daar prachtig houtsnijwerk en andere voorbeelden uit de fijne kunsten. En daar zag ik een bordje hangen. Bovenaan de ingang van de begraafplaats. “Hamusan sessizler, susmuslar yeri.” In het Nederlands: plek van de stillen/ mensen die zijn gaan zwijgen.
Mannen vrouwen en kinderen waren hier door elkaar heen begraven. Sobere graven in een mooie tuin binnen een historisch en spiritueel geladen complex te midden van de gekte van Istanboel. Hier lag ook Ibrahim Muteferrika, de man die de boekdrukkunst naar het Ottomaanse rijk bracht. Vrij laat wel, pas in 1727, maar in zijn tijd een nogal moedige daad. In conservatieve kringen werd daar de hand van satan namelijk in gezien. Hoe mooi dat hij dan nu in de tuin van dit religieuze complex ligt begraven.
Ik zag hele mooie grafstenen, met vele variaties van afbeeldingen van de ‘boom des levens’. Het was mooi en rustgevend, in een stad met zoveel verschillen, geschreeuw, verdriet, boosheid en tegelijk hoop en moed en vooral strijd. Ik moest opeens denken aan wat ik aan het begin van mijn wandeling geheel onverwacht oppikte. Op de binnenplaats van de katholieke kerk op de Istiklal was een tentoonstelling over het leven van Pater Roncalli. Hij was de nuntius van de Paus in de jaren ’30 en ’40 voor Turkije en Griekenland. Hij was gevestigd in Istanboel en werd aanvankelijk gezien als ‘de ander’ maar werd door o.a. zijn liefde voor Istanboel en al haar inwoners door heel Turkije omarmd en ook gezien als de man van de woorden; ‘blijf alsjeblieft kijken naar wat we delen, niet naar waar we in verschillen’.
Voor iemand zonder geloof in God of energieën kwam ik volgens mij aardig in de buurt van een soort van spirituele ervaring. Althans, ik ervoer volgens mij gewoon weer een vorm van geluk om weer in Istanboel te kunnen zijn. Ook al kon ieder moment de pleuris weer uitbreken, er is nog steeds zoveel moois in deze stad. En er zijn nog steeds zoveel mensen die mooie dingen delen met elkaar, muziek maken, verbinden, die brug was er gelukkig weer!