Birdman zweeft tussen groots en irritant
• 23-01-2015
• leestijd 2 minuten
Een recensie met een hoop maars
Wereldwijd wordt de Mexicaanse filmmaker Alejandro González Iñárritu bejubeld als groot auteur. Hier heb ik nooit in mee kunnen gaan. Ondanks het goede acteerwerk en het gevoel voor rauwe beeldpoëzie, dweepten films als Babel en Biutiful naar mijn smaak altijd veel te veel met hun eigen besef van belangrijkheid. Gaat het anders met zijn nieuwste film Birdman?
Thomson wordt gespeeld door voormalig Batman-acteur Michael Keaton, een van de vele dubbele bodems die deze film rijk is. Het is zowel een kracht als een zwakte. Hetzelfde geldt voor het technisch perfecte camerawerk van Emmanuel Lubezki, dat suggereert dat de film is opgenomen in vrijwel een take, en de dominante drummuziek, die soms letterlijk in beeld verschijnt. Het is allemaal heel vernuftig, maar voelt ook een beetje alsof Iñárritu wil laten zien hoe knap hij is.
Het grootste probleem met Birdman is een smaakkwestie; als andere mensen hier anders over denken, begrijp ik dat goed en daarom raad ik in ieder geval iedereen aan te gaan kijken en een eigen oordeel te vormen. Hoe dan ook, ík heb weinig geduld met hysterische, navelstarende personages als Riggan Thomson. Er waren momenten waarop ik hem met vreugde een schop onder zijn hol had gegeven en geroepen: ‘Man, hou op met klagen en doe gewoon je ding!’
Birdman is de grote concurrent van Boyhood bij de Oscars, en het is interessant om de twee met elkaar te vergelijken. Terwijl het knapste aan Boyhood was dat je zo opging in het verhaal, dat je er niet bij stilstond hoe moeilijk het moet zijn geweest om de film in twaalf jaar te draaien. Bij Birdman is het precies omgekeerd. Ik bewonderde de uitvoering, maar uiteindelijk was ik niet geïnteresseerd in het lot van Riggan Thomson.