De macht van de kiezer, waarin democratische soevereiniteit haar oorsprong vindt, bestaat slechts 30 seconden
Het zal niemand zijn ontgaan: woensdag mag Nederland weer naar de stembus. En als we de politici mogen geloven is dit het moment waarop de kiezer bepaalt hoe de toekomst van Nederland eruit gaat zien. Maar in hoeverre is de keuze van de kiezer werkelijk van de kiezer zelf?
Ten eerste is daar de merkwaardige terugkoppeling tussen de mening van het individu en de mening van het volk die door de peilingen wordt geproduceerd. Gezien de aard van de Nederlandse democratie, waarin een stem op een enkele partij uiteindelijk tot een coalitie van meerdere partijen leidt, werkt het voortdurend publiceren van prognoses strategisch stemgedrag in de hand. En natuurlijk is daar het bandwagon effect; omdat we allemaal bij de winnende groep willen horen, sluiten veel kiezers zich bewust of onbewust op het laatste moment bij de voorspelde winnaar aan. Reeds voor de verkiezingen wordt de keuze van de kiezer dus beïnvloed door factoren die los staan van de politieke identiteit van zijn of haar partij.
Ten tweede is daar het moment suprême: de korte tijd die de kiezer doorbrengt in het stemhokje om zijn politieke voorkeur (of dat nu een authentieke of een strategische voorkeur is) uit te drukken. Hoewel de staat al haar legitimiteit uit deze 30 seconden put, is ook hier sprake van een serie van besluiten die mijn besluit determineren. Waarom mag ik alleen stemmen op partijen, en niet op coalities of programmapunten? En hoe wordt bepaald wie er op de lijst belandt? Mijn besluit is nooit alleen van mij: het rust op een reeks andere besluiten die mijn keuzevrijheid produceren.
Daar komt bij dat er elk jaar tienduizenden stemmen ongeldig worden verklaard, omdat het stembiljet onjuist of met de verkeerde kleur is ingevuld (dit laatste was in het verleden vooral een probleem voor de kiezers die op Nederlandse ambassades in het buitenland stemden, waar niet altijd een rood potlood klaar lag). Men stelt zich een bureau vol bureaucraten voor die zich over een stapel stembiljetten buigen om te bepalen of een vakje wel of niet duidelijk genoeg is aangekruist of ingekleurd. Beschikte de kiezer op het moment der waarheid over voldoende overtuiging om zijn voorkeur ondubbelzinnig uit te drukken? Gelooft hij écht in die partij? Juist op het moment dat de burger in staat wordt gesteld om zijn recht op zelfbestemming uit te oefenen, wordt hij onderworpen aan een strak regime dat hij allerminst zelf bestemt.
En tenslotte is daar het feit dat, zoals de lijsstrekkers in deze laatste dagen voor de verkiezingen telkens weer benadrukken, een stem op een partij niet per se een stem op die partij hoeft te zijn. Volgens Wilders is een stem op de VVD eigenlijk een stem op de PvdA; volgens Roemer is een stem op de PvdA eigenlijk een stem op de VVD (hoewel ook gezegd kan worden dat een stem op de PvdA vanwege de lijstverbinding tussen die partij, de SP en GroenLinks eigenlijk een stem op die laatste twee partijen is). Natuurlijk zijn deze uitspraken bedoeld om kiezers die naar een strategische keuze neigen terug te lokken naar de pure en onvervuilde bron van socialistisch danwel populistisch gedachtegoed. Maar dat neemt niet weg dat het voor de kiezer absoluut onzeker is wat er na de verkiezingen met zijn stem gebeurt – zelfs wanneer we de notoire onbetrouwbaarheid van politici buiten beschouwing laten.
Sinds het ontstaan van de moderne democratie worden verkiezingen ingezet als een middel om de overdracht van soevereiniteit van het volk naar de staat te bewerkstelligen en de legitimiteit van de staat te waarborgen. Een aantal gecompliceerde mechanismen die de wil van het volk in goede banen leiden zijn hiervoor onontbeerlijk. Maar wanneer we woensdag dat vakje aankruisen, binnen de lijntjes en met de juiste kleur rood, doen we er goed aan te bedenken dat ons besluit ons slechts in zeer geringe mate toebehoort. De stemming is het moment waarin de staat haar legitimiteit fundeert; maar democratie is allerminst tot het moment der stemming te reduceren. De macht van de kiezer, waarin democratische soevereiniteit haar oorsprong vindt, bestaat slechts 30 seconden: de rest van de (idealerwijze) vier jaar waarin een kabinet regeert is de kiezer de slaaf van zijn besluit.