© cc-foto: Betsy Streeter
“Wat gaan we maken, meneer?” is de meestgestelde vraag wanneer de nieuwe brugklasleerlingen aan het begin van hun eerste tekenles het lokaal binnenkomen. Nog voordat ik ook maar één naam ken en ze van mij alleen nog maar de lesroostercode weten, ben ik blij met dit getoonde enthousiasme. Nadat ik heb gevraagd of ze eerst een plaats in het lokaal willen uitzoeken, begin ik met het doornemen van de namenlijst en stel ik mezelf voor. Daarna volgt de uitleg van de regels tijdens de tekenlessen, de materialen die ze bij zich moeten hebben en dan, eindelijk, de uitleg van de eerste opdracht: het tekenen en inkleuren van een gek fantasiewoord dat ik op bord schrijf.
Elke groep krijgt een zelfbedacht woord gepresenteerd. Zo zullen de leerlingen uit klas HV1A bijvoorbeeld eerst gaan nadenken over wat Ardokalipozika zou kunnen betekenen, hiervan een schets maken en vervolgens de tekening met kleurpotloden gaan inkleuren. Deze eerste opdracht is voor mij een oriënterende, om te kijken hoe het is gesteld met hun creativiteit, vaardigheden, durf en motoriek. Nadat iedereen de schets af heeft vraag ik klassikaal of er leerlingen zijn die goede kleurtips hebben voor het inkleuren van hun fantasietekening. De antwoorden schrijf ik op het bord. “Binnen de lijntjes kleuren!” is in alle brugklassen meestal het eerste antwoord dat ik krijg. Ondanks dat ik snap wat ze bedoelen - in letterlijke zin is het immers bij deze opdracht voor de leerlingen logischer om bínnen de geschetste lijnen te kleuren dan erbuiten - schrijf ik dit antwoord niet bij de kleurtips op het bord.
Het voelt altijd enigszins paradoxaal. Tijdens de eerste tekenopdracht die ik geef aan deze nieuwe leerlingen van amper twaalf jaar oud, komt naar voren wat wij, betweterige volwassenen, ze hebben aangeleerd. Het ‘binnen de lijntjes kleuren’ is namelijk een overkoepelend en metaforisch antwoord op wat ze veelal vanaf hun geboorte hebben gehoord en meegekregen. Er moet worden gehoorzaamd en gepresteerd volgens de waarden en normen om een goede burger te worden die participeert binnen de heersende maatschappij. En ik doe daar vervolgens al tijdens de allereerste les aan mee, door het uitleggen van de regels, het opsommen van de materialen die ze bij zich moeten hebben en het kaderen van de opdracht, waarbij ik van harte wens dat ze op figuurlijke wijze zoveel mogelijk ‘buiten de lijntjes’ zullen gaan denken en kleuren.
Tegelijkertijd besef ik dat er niets mis is met het feit om je als burger aan regels te houden die voor iedereen gelden. Een klas is daarbij een afspiegeling van de maatschappij in het klein. Ik probeer ze bij het bespreken van de regels tijdens de tekenlessen in te laten zien hoe het lokaal er uit zou zien wanneer er geen regels zouden bestaan. Vaak geven ze zelf al de antwoorden, waaruit de noodzaak en behoefte aan structuur en handhaving blijkt. Het mag dan ook duidelijk zijn: school is een verlengstuk van de opvoeding geworden, waarbij de leerkrachten steeds meer een voorbeeldfunctie vervullen en een samenwerking aangaan met de ouders.
Het onderwijs hoort hier echter niet alleen in te staan. Laten we ook de voorbeeldfunctie van de politiek hierbij niet vergeten. Het debat verhardt en er worden steeds vaker weinig pedagogische manieren tentoongesteld om met elkaar het gesprek aan te gaan. Het behoeft geen nadere uitleg dat weglopen, elkaar het woord ontnemen en het gebruiken van benamingen die je eerder zou verwachten tijdens een ordinair opstootje in een kroeg, niet bijdragen aan een sociaal wereld(voor)beeld voor de jeugd. Het is dan ook de kunst om als volwassenen eerst grotendeels zélf binnen de lijnen te kleuren en elkaars kaders te bewaken. Pas dan is het mogelijk om erbuiten te denken.
cc-foto: Betsy Streeter
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.