Bellen met Syrië
• 29-08-2012
• leestijd 5 minuten
De terugreis boezemt haar angst in. Het geweld in Damascus wordt met de dag erger. Rawan zag de meest gruwelijke foto’s op Facebook voorbijkomen
De telefoon rinkelt. In plaats van op te nemen, blijf ik geconcentreerd naar mijn beeldscherm staren. Deadline voor de krant. Een reportage over een leuk festival in Rotterdam. Na een half uur upload ik de tekst en kijk ik op mijn telefoon. Om 17.30 uur heb ik een oproep van mijn Syrische vriendin gemist. Ik bel terug. Geen gehoor.
Het is de dag van de zoveelste massaslachting in Damascus, las ik eerder op internet. Mijn alarmbellen rinkelen. Wat is er aan de hand? Eerder ontsnapte Rawan meerdere malen aan de dood. De kogels vlogen haar om de oren. Uit zichzelf bellen deed ze echter amper. Ik moest maar laten weten wanneer ik wilde praten. Tijd zat nu alles in puin ligt. Alleen jammer van die schoten die op de achtergrond door de telefoon galmen, zei ze eerder. Na een aantal uren krijg ik haar te pakken. “Brenda, how are you?” vraagt Rawan om 23.30 uur. Haar stem klinkt dof en op de achtergrond is het stil. Een verademing vergeleken met het laatste telefoontje uit Damascus. Toen suisden de bommen in mijn oren na.
“Waar ben je?” roep ik gehaast zonder antwoord op de vraag te geven. Mijn vriendin vertelt dat ze in Jordanië zit. De reis was lang en gevaarlijk. Op iedere straathoek stonden tanks en klonken schoten. De grenscontroles waren heftig, maar na een beetje goed onderhandelen mocht ze erdoor. Haar hart klopte in haar keel. Ze was bang.
Rawan reisde de afgelopen dagen af naar Jordanië om daar een visum voor Amerika te bemachtigen. Dat kan, want haar moeder komt oorspronkelijk uit Jordanië. Het visum is haar ticket naar veiligheid en stabiliteit. “Sorry dat ik je nog geen foto heb gestuurd van het vluchtelingenkamp in Damascus. Dat is te gevaarlijk,” verontschuldigt ze zich. “Een paar dagen geleden zijn vier vrienden van me opgepakt door de mukhabarat, de Syrische veiligheidsdienst. Zij hadden een aantal foto’s van bomaanslagen op Facebook geplaatst. Ik weet niet of ik ze ooit nog terug ga zien.
Haar hele leven woonde ze in Syrië. Over een week vertrekt ze vanuit Syrië naar New York. Alles laat ze dan achter. Op de vraag waarom ze niet direct naar Amerika vliegt, antwoordt ze kortaf. “Zou jij zomaar weggaan zonder gedag te zeggen? Mijn vrienden en familieleden wonen daar. Je weet niet wat er gebeurt. Ik moet eerst afscheid nemen.” De terugreis boezemt haar angst in. Het geweld in Damascus wordt met de dag erger. Rawan zag de meest gruwelijke foto’s op Facebook voorbijkomen. Foto’s van afgeschoten ledematen, dode kinderen en hysterische families. Ze weet niet zeker of ze haar laatste week in Syrië overleeft. Dat weet niemand.
Een verklaring voor de wrede acties van al-Assad en zijn regering heeft ze nog steeds niet. Eén ding weet ze wel: hopen dat hij stopt, is een illusie. Via via hoorde ze dat Syrische bossen in brand zijn gestoken en dat er van het cultureel erfgoed weinig meer over is. De bevolking wordt op gruwelijke wijze afgeslacht. “Totale vernedering. Hij vernedert ons Syriërs net zolang tot er niets meer over is om trots op te zijn. Weet je wat ik nog het ergste vind?” vraagt ze luid en wacht niet op het antwoord. “Dat jij mijn mooie land nooit meer zal zien. Al die dingen waar ik het over had zijn vernield. Weg.
In Iraaks Koerdistan hadden we het vaak over de rijke cultuur die Syrië heeft. Onder het genot van een kebab of drie bespraken we de route die we zouden uitstippelen. De natuur, de oude gebouwen en de prachtige straten en bazaars. “Welke leider vernielt zijn eigen land en vermoord zijn bevolking?” vraag ik in een opwelling. Rawan lacht schamper. “Bashar al-Assad is geen Syriër. Hij woonde te lang in Engeland. Zijn band met ons land is nihil. Het enige wat hij wil, is macht.
Als alles zoals gepland gaat, ontvlucht Rawan de oorlog, komt ze aan in New York en krijgt ze een werkvisum voor twee jaar. Haar ouders kunnen nergens heen. Een huis verkopen in deze tijd zit er niet in. Ze zijn al lang blij dat het niet gebombardeerd is. Wel is er een kleine kans dat haar moeder overgeplaatst wordt naar Cairo en dat haar broer richting Dubaï vertrekt. Rawan ziet de toekomst somber in, zo zonder haar familie. En hoewel ze hoopt dat haar ouders ook weg zullen vluchten, denkt ze dat het echtpaar in Damascus zal blijven. Zonder hun kinderen. Verscheurd door de oorlog.
“En als het over twee jaar nog zo is? Blijf je dan in Amerika?” Rawan lacht en zegt dat ze dan een leuke Amerikaanse man zal zoeken om mee te trouwen. Ik grap dat als ze naar Nederland zou komen, ze met mij mag trouwen. In Nederland doen we daar niet moeilijk over. “Kon je dat niet eerder zeggen? Vanaf nu ben jij mijn plan B,” giert ze. “En anders kom jij maar naar Amerika. Gaan we samen kebab eten.” Ik sluit mijn ogen en zie haar in gedachten schranzen boven een vettig, Koerdisch bord vol lekkernijen. Alsof we elkaars gedachten kunnen lezen, proesten we het uit. Zij in Jordanië, ik in Rotterdam. Verbonden door de telefoon.
“Dus Amerika laat vluchtelingen wel toe?” vraag ik na de hysterische lachbui. Rawan neemt een trek van haar sigaret en blaast de rook in de speaker uit. Haar stem hapert en klinkt weer dof. Ik heb spijt van mijn vraag. “Brenda, je bent mijn vriendin, maar wil je me alsjeblieft nooit meer een vluchteling noemen? Ik ben al genoeg vernederd.
Op de achtergrond wordt herhaaldelijk haar naam geroepen. Ik zeg dat ze moet gaan en vraag of ze snel weer belt. Dat belooft ze. Die nacht droom ik over Syrië. Het Syrië van Rawan. Hoe het ooit was en nooit meer zal zijn.
Rawan is een vriendin die ik in Koerdisch Irak ontmoet heb. Ze woont in Damascus, Syrië, en probeert daar weg te komen. De sfeerimpressies in het stuk zijn niet tot stand gekomen door aanwezigheid in Syrië. Rawan heeft de situatie voor mij beschreven. Sinds de oorlog bellen we elkaar om de paar dagen. Dit verhaal is het vervolg op
The Holy Kebab I, II en III. Volg Brenda ook op
Twitter