De Belgische staat verzet zich tegen het verbod op het dragen van een hoofddoek als medewerker bij ondernemingen. Het land heeft een advocaat naar het Hof van Justitie van de Europese Unie gestuurd om dat standpunt te verdedigen. Dat meldt de Standaard.
Het Europees Hof behandelt de zaak van de Belgische Samira A. die drie jaar bij onderneming G4S beveiligings- en receptiewerk uitvoerde en besloot om een hoofddoek te gaan dragen. Zij weigerde die tijdens diensturen af te doen en werd ontslagen. De vrouw klaagde haar voormalige werkgever aan en eiste schadevergoeding.
De rechtbank en de arbeidsrechtbank van Antwerpen gaven het bedrijf gelijk. Eerder deze week zei de advocaat-generaal van het EU-hof dat een werkgever zijn werknemers mag verbieden een hoofddoek te dragen, als het gebaseerd is op een algemeen bedrijfsreglement dat alle zichtbare politieke, filosofische en religieuze tekenen op het werk verbiedt.
Het verbod kan indirecte discriminatie op grond van godsdienst opleveren, als een werkgever zegt te willen streven naar religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit. Het botst dus wel met het belijden van religies die in het openbaar bepaalde klederdracht vereisen.
De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid (FOD) vindt dat het om een geval van discriminatie gaat. De advocaat die door het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken naar het Hof heeft gestuurd, zal dat standpunt verdedigen. Vaak wordt in de meeste zaken het advies van de advocaat-generaal opgevolgd.
Het College van de Rechten van de Mens in Nederland krijgt vaker vragen binnen over de arbeidsmarkt. Zestig procent van de zaken gaat over discriminatie op de werkvloer, waaronder het weigeren van werk of stages vanwege iemand huidskleur, seksuele geaardheid of het dragen van een hoofddoek.