Behandel jihadisten normaal
• 30-09-2014
• leestijd 3 minuten
Wij moeten oppassen dat wij deze oorlog niet verkloten
“Een giftige cocktail van isolement en vernedering”, zo noemt advocaat Peter Plasman de manier waarop een van zijn cliënten in voorarrest wordt gehouden. Hij zit vast omdat hij deelname aan de jihad gepropageerd heeft op een plek die in strengheid alleen maar wordt overtroffen door de bekende high security bajes in Vught.
Het contact met medegedetineerden wordt zoveel mogelijk tegengegaan. Zijn advocaat moet hij te woord staan vanachter een dikke glazen ruit. Dit alles om te voorkomen dat de verdachte in kwestie zijn lotgenoten tot een vertrek naar Syrië verleidt.
Dit is een belachelijk blijk van de grote angst die in Nederland heerst voor het besmettingsgevaar dat uitgaat van de Islamitische Staat. Kennelijk zijn de autoriteiten er in meerderheid van overtuigd dat je een jonge moslim maar kort aan het oor hoeft te trekken of hij staat klaar om voor kalief Abu Bakr al Baghdadi de wapens op te nemen. Om maar te zwijgen over de meisjes die zwaar gesluierd op pad gaan om ergens in de buurt van Mosoel een onversneden en van een goedkeuringsstempel voorziene Soennitische rambo aan de haak te slaan, ervan dromend hoe zij hem met nog drie zusters mag delen.
De leer van de kalief wordt gelijkgesteld aan een soort spirituele ebola. De epidemie is slechts te stoppen door de aanhangers volstrekt te isoleren. Terecht maakt Peter Plasman bezwaar tegen deze hysterie. Hij vraagt voor zijn cliënt een normale vorm van detentie in een normaal huis van bewaring want er is geen enkele reden om aan te nemen dat de betrokkene – een blaag nog maar van een jaar of twintig – zo’n magische overtuigingskracht heeft.
Toch zegt deze affaire veel. Men moet in hogere kringen toch een geringe dunk hebben van het eigen normen- en waardenpatroon, van de eigen levensbeschouwing als men gelooft dat die niet bestand zijn tegen de argumentatie van een jihadist. Anders werden de personen die door de media en de autoriteiten graag worden aangeduid als “ronselaars” niet onder zulke absurd strenge condities gevangen gehouden.
Dit optreden toont dan ook niet onze kracht in de oorlog met de Islamitische Staat maar onze zwakte, onze angst en onze onzekerheid. Juist doordat de argumentatie van de gevangen jihadi’s verklinkt binnen de muren van de gevangenis, krijgt zij bij potentiële sympathisanten buiten de magische kracht, die de overheid zo vreest. “Hij moet wel iets heel bijzonders te zeggen hebben als hij zo wordt geïsoleerd, onze held, onze martelaar”.
Maar we voeren niet alleen oorlog door opgeschoten jongens aan te houden. Wij gaan de Islamitische Staat ook aanpakken vanuit de lucht. Dezer dagen publiceerde de Guardian een interessante beschouwing over de effectiviteit van straaljagers en bommen. Die valt dik tegen. Tijdens de interventie van Kosovo wisten de NAVO-piloten gedurende 79 dagen slechts 13 van de 300 Servische tanks uit te schakelen.
Platgooien, zo bleek tijdens de vorige Irak-oorlog al – heeft minder effect dan je zou willen. Datzelfde gold trouwens al voor de massale bombardementen van de geallieerden op de steden van Nazi-Duitsland. De Duitse wapenindustrie raakte er nauwelijks van ontregeld. De Wehrmacht en de Luftwaffe hadden meer last van het gebrek aan brandstof toen ze de controle over hun laatste oliebronnen waren kwijtgeraakt.
Als de Islamitische Staat zich ondanks die bombardementen weet te handhaven, zal haar reputatie alleen maar stijgen, zal bij de strijders zelf en bij sympathisanten steeds steviger de mening postvatten, dat de kalief inderdaad een instrument is van Allah of in het te vertalen naar een begrip dat ons westerlingen meer zegt: een gesel Gods . Zowel door onze binnenlandse aanpak van jihadi’s in spe als met onze luchtoorlog lopen wij het gevaar dat we het moreel van de vijand niet verzwakken maar juist versterken.
Wij moeten oppassen dat we deze oorlog niet verkloten.
Het nieuwste boek van Han is De Mooiste Jaren van Nederland (1950-2000)