Armoede kan iedereen overkomen. In het voor NS-Publieksprijs genomineerde boek Kieft vertelt oud-profvoetballer Wim Kieft onder andere over z’n verslaving en schuldsanering. Van de 150 arme mensen die ik voor magazine Qracht 500, interviewde, heeft ongeveer de helft schulden (gehad).
Eenoudergezinnen, ondernemers, verslaafden, werklozen, agrariërs, chronisch zieken, mensen met een verstandelijke beperking, enzovoort. Zij kwamen in de schulden door ontslag of faillissement, persoonlijke problemen als scheiding of overlijden van partner of kind, verslaving, verkeerde beslissingen, meer uitgeven dan er binnenkomt, etc. Stereotypes van de schuldenaar zijn echter dat schulden/betalingsachterstanden ‘eigen schuld’ zijn, dat hij/zij een loser is, de kantjes ervan af loopt, te makkelijk de hand ophoudt, fraudeert of misbruik maakt van voorzieningen. De portretten in Qracht 500 geven een heel ander beeld van mensen met schulden die in armoede leven.
Een eerste kenmerk van de arme schuldenaar is dat hij/zij vaak kwetsbaar en/of ziek is. Schulden betekenen stress, van deurwaarders en incassobureaus aan de deur, snel oplopende kosten en boetes en weinig tot niets hebben om van rond te komen, de wasmachine die niet gerepareerd kan worden, het ene gat met het andere vullen, relatieproblemen die ontstaan, huiselijk geweld. Michel vertelt in Qracht 500 het hebben van schulden te ervaren als ‘een moeras’ waarin hij langzaam maar zeker verdrinkt. Een schuldhulpverlener stelt dat inkomensbeheer moet worden opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering, omdat je van schulden ziek kunt worden.
Ik noem dit element niet om te stellen dat de schuldenaar zielig of zelfs slachtoffer is. Als iets duidelijk wordt uit Qracht 500, dan is dat de veerkracht van armen. Mensen in armoede zijn niet per se arme mensen. Betrokkenen zijn meestal niet bij machte om hier louter op eigen kracht uit te komen. Schuld is doorgaans niet het enige probleem, er is ook huisuitzetting, werkloosheid, verslaving, detentie, toezicht van Jeugdzorg, een psychiatrische aandoening of verstandelijke beperking. De problemen groeien mensen boven het hoofd, zij hebben een zeer negatief zelfbeeld en hun competenties en zelfredzaamheid zijn aangetast.
Het tweede kenmerk dat ik wil noemen is de goede wil van de meeste mensen. Beleid en sociale zekerheid zijn gemodelleerd naar de bad guy , de fraudeur of werkweigeraar. De nieuwe Bijstandswet is aangescherpt omdat ‘mensen anders niet in beweging komen, weigeren te verhuizen voor een baan of uitkeringen stapelen’ binnen een huishouden, aldus staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA). Maar veel armen die ik interviewde zijn onvrijwillig uitkeringsafhankelijk en willen niets liever dan een baan; werkgevers willen hen echter niet. Zelfs als mensen domme of verkeerde dingen hebben gedaan, handelen ze niet allemaal uit berekening of te kwader trouw.
Het laatste element is dat schuldenaars niet overvraagd moeten worden. Kosten op boetes stapelen, bijvoorbeeld door het CJIB, terwijl hij/zij de achterstand en/of schuld niet kan betalen, is zinloos en irrationeel. Een in de goot belande ondernemer leenbijstand geven terwijl hij/zij al schulden heeft, is vragen om moeilijkheden. Mensen met folders en websites informeren die laaggeletterd zijn of een verstandelijke beperking hebben, schiet z’n doel voorbij. Mensen tot budgetteren verplichten en dan de premier op tv horen zeggen ‘Koop eens een nieuwe auto’, ‘Wordt het geen tijd voor een nieuw huis?!’ is een dubbele boodschap afgeven. Gedrag is te beïnvloeden. Het eerste dat schuldenaren moeten doen is hun uitgaven in balans brengen met hun inkomsten en omgekeerd. Ze moeten zorgen dat er geen nieuwe schulden bij komen. Maar het verlies van baan, huis, zelfvertrouwen, partner, gezondheid moeten de overheid en uitvoeringsorganen voorlopig als vaststaande feiten worden gezien. Wees reëel, eis het mogelijke van mensen.
De overheid kan schuldenaren en uitkeringsgerechtigden aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid, inzet verwachten, regels handhaven en streng zijn over schuldaflossing, maar zou hen niet moeten benaderen als ‘daders’. Niet aan het loket en niet op papier. Benut een goed systeem om eventuele bad guys er uit te zeven, maak van vertrouwen in mensen een gewoonte en biedt hen waar nodig ondersteuning.