Een avond meedoen met de grote jongens in tv-debat KRO's Zwart/Wit
Johan Fretz schrijft tot aan de provinciale verkiezingen iedere week een column voor Joop.
Het was de week van de debatten. Het was mij daarbij vooral volslagen onduidelijk waarom de partijleiders uit de Tweede Kamer en de lijsttrekkers voor de Eerste Kamer allemaal door elkaar stonden. Zoals Marianne Thieme zou zeggen: het leken de megastallen wel. Maar ja: dat zegt Marianne eigenlijk over alles. Altijd. Ongeacht het onderwerp.
Ik ben niet gecharmeerd van Marianne Thieme. Marianne belichaamt wat mij betreft zo’n beetje alles wat fout is aan politiek: ze is chronisch verongelijkt, voelt zich moreel superieur en ontbeert iedere vorm van zelfspot. Dan kun je wel Georgina Verbaan op je verkiezingsposter zetten die een biggetje knuffelt, maar als we uiteindelijk opgescheept zitten met zo’n volstrekt humorloze legbatterij, dan zeg ik: beste moderne Noah, pak je spaargeld, bouw die ark, neem je biologische boerderij mee en hoepel op naar IJsland.
Tot mijn grote verbazing kreeg ik begin vorige week zelf een telefoontje. Of ik wilde meedoen aan een debat voor KRO’s Zwart/Wit. Ik vroeg me af waar ik de eer aan had te danken. Ik ben een matige debater. Ik word in tijdgebonden discussies vaak wollig en te lang van stof.
De redactrice vertelde dat ze mij in gedachte had voor het linkse kamp. Kamp: ongelukkige woordkeuze dezer dagen. Ik zei dat ik het er wel op wilde wagen, maar geen eenduidig links riedeltje ging afdraaien. De redactrice zei dat dat ook niet hoefde.
Ik wist wel beter. Televisie is beslist geen subtiel medium. Toen ik met mijn goede vriend Marcel Harteveld afgelopen zomer in vijf weken de wereld zou gaan rondvliegen om filmpjes te maken voor de talkshow On Air, legde een regisseuse ons dat uit.’Als de opdracht is: zoek een gouden kandelaar in Havana en je vindt ‘m eenmaal, dan moet je dat ding niet alleen filmen, nee: je houdt hem voor de camera in een herkenbaar Cubaanse omgeving en zegt: dit is de gouden kandelaar die we moesten zoeken. Kijk, hij glimt: hij is echt van goud. Wat een mooie gouden kandelaar, hier in Havana. Het is ons gewoon gelukt!’. Dus, als iemand van de televisie mij belt om te vragen of ik in een KRO programma met de titel Zwart/Wit in een links kamp wil komen zitten, dan weet ik wel hoe laat het is.
Zaterdagavond was het zover. Ik betrad het Werktheater van Amsterdam-Oost waar het televisiecircus plaatsvond. Ze druppelden een voor een binnen. Eerst mijn teamgenoten Ineke van Gent en Diederik Samson, toen de strijders van het rechtse panel: Hero Brinkman, Frits Huffnagel en Joost Eerdmans. Toen ik even met Eerdmans stond te praten over het Volkskrant-interview met Van Jole dat hij bij zich had, werd mij vriendelijk verzocht of ik van tevoren niet te veel met de andere gasten wilde praten. ‘Dat haalt de spanning van het debat eruit’, aldus de redactrice.
Toen de camera’’s begonnen te draaien, begon ook het grote spel. Daar stond ik dan. Ik keek verwonderd om me heen. Deze mensen, die elkaar zojuist nog vriendelijk hadden gegroet, die straks vrolijk samen met mij een pilsje zouden drinken, stonden elkaar hier met het bekende oeuvre af te bekken: hoofddoekjes, villasubsidies, banenkampioenen, dierenpolitie. Ik dwaalde af. Het moet voor u ook een vreemd gezicht zijn geweest, die rare jonge Fretz tussen de grote jongens.
Alleen, van te voren had ik mezelf één ding beloofd. Natuurlijk, ik zou door de presentatoren worden geïntroduceerd als een intens linkse jonge puppy die Rutte constant onderuit haalt. Niet waar, maar ja: televisie is geen subtiel medium.
Maar als er een moment zou zijn om iets te mogen zeggen, dan wilde ik een teken van hoop geven, een optimistisch geluid. Niet over de boel bij elkaar houden, maar over mensen bij elkaar brengen. En hoe je van daaruit ieder individu kunt inspireren het beste uit zichzelf te halen. Hoezeer dat uitnodigt om samen te komen, nuance te zoeken in plaats van te vervallen in platte links/rechts spelletje. Dat is ongetwijfeld een product van mijn fascinatie voor Obama’s campagneboodschap van 2008. Maar ik geloof erin. Het komt recht uit mijn hart.
Toen Hero Brinkman met een glimlach toegaf dat de Turkse bakker een zeergewaardeerde burger is, wist ik dat die hoop ergens gegrond was. Ik heb al deze mensen in de ogen gekeken en durf te zeggen dat ze allemaal uit liefde en overtuiging hun leven in dienst stellen van de publieke dienst. Dat ze ergens onder alle oneliners deugen. Ja, ook Hero van de PVV. Achteraf vloeide het bier. Er werd gelachen. Toen Hero weg ging, kwam er een journalist op me af die net een tijdje met hem had staan praten. ‘Ik heb net bijna een foto gemaakt van Hero met een theedoek om zijn hoofd. Maar hij deed het toch maar niet: wel gevoel voor humor, maar net niet aangeschoten genoeg.’