Balie(s)
• 23-10-2016
• leestijd 2 minuten
Job - twaalf - is door een chromosoomafwijking verstandelijk en lichamelijk gehandicapt.
Ze is heel aardig, deze oudere vrijwilliger met naambordje. Of we al eerder in dit ziekenhuis zijn geweest, vraagt ze (ik denk: ‘we komen hier al twaalf jaar, mevrouw, het zijn mijn tranen die hier elke herfst langs de ramen lopen’). Ja, knik ik en ze wijst ons omstandig de weg naar de balie, tien meter verderop.
Aan de desk laat ik de afspraakbrief zien. Hier zit een juffrouw die ons een vragenlijst overhandigt. En een mooie pen. ‘Vult u deze straks in, maar loop eerst even naar de volgende balie, waar u mondelinge vragen moet beantwoorden.’ Na twaalf stappen staan we bij een identieke doch andere meldpost. Dame Drie vraagt dingen over Jobs gezondheid die ik gelukkig weet. Het kind in de rolstoel roert zich niet, hij houdt zijn iPad stevig vast en schiet met een wijsvinger boze vogels door de lucht.
Als ik geslaagd ben voor het mondelinge examen, strijk ik neer in een hoek van de poli op een toegewezen bankje. Verder met de vragenlijst. Gebruikt Job drugs? Drank? Hoeveel sigaretten rookt hij per dag? Ik vink ‘nee’ aan bij de vraag of hij onlangs nog met varkens of pluimvee heeft gewerkt. Nu we deze test ook met goed gevolg hebben afgelegd, mogen we de rode pijlen volgen. Aan het eind van een gangetje zit een vierde vrouw achter een ruit, die de vragenlijst en pen van me overneemt. Ze wijst naar een rijtje stoelen. ‘U mag daar plaatsnemen’. In mijn hoofd vormt zich het beeld van een plattegrond met daarop in rood de route getekend die we inmiddels kriskras door de hal hebben afgelegd. En Job die zich als een rolkoffer achter mij aan liet slepen.
Als we een seintje krijgen dat de anesthesist klaar is voor ontvangst, vrees ik een allerliefste Mevrouw Vijf met een bordje. ‘Ga terug naar start.’