In het Dagblad Trouw van 14 oktober 2012 zette Lodewijk Asscher degenen die uitbuiting in de prostitutie wilden bestrijden met arbeidswetgeving weg als ‘comfortfeministen’. Zelf schuift hij gemakshalve de ontmaskering van Patricia Perquin af op een vorm van leugenachtigheid die het prostitutieveld zou kenmerken.
Ook stopte Asscher eenvoudig zijn oren dicht voor realistische kritiek op het schrijfsel van Perquin, op bijvoorbeeld haar verhaal over ‘oostblokwijven uit Hongarije’ die illegaal in Nederland zijn. Wist het orakel Patricia Perquin niet dat die vrouwen sinds 2004 legaal in Nederland verblijven en werken? De opmerkingen over die vrouwen deed vermoeden dat Patricia Perquin in een ander tijdsgewricht op De Wallen zat dan zij voorgaf. En waarom klaagde zij niet – net als alle andere vrouwen die op De Wallen werken – steen en been over de vele toeristen die met cruiseschepen naar Amsterdam komen en met telelenzen voor haar raam gaan staan? Dit deed vermoeden dat ze niet op De Wallen werkte, maar elders. Dit soort vragen mocht echter niet gesteld worden. De Rode Draad werd door Asscher op het matje geroepen toen ze in een zogeheten leesrapport kritische kanttekeningen plaatste bij het waarheidsgehalte van het boekje van Perquin.
Zeer ontluisterend was de reactie van de SP in de Amsterdamse Raad in De Volkskrant van 11 maart 2013 waarin de woordvoerder het opnam voor Patricia Perquin omdat zij misstanden aan de kaak had gesteld. Welke misstanden? Bijvoorbeeld de klacht over het Prostitutie en Gezondheidscentrum dat die niet meteen tijdens een telefoontje van haar klaar stonden met een goedkope huurwoning in het centrum?
Waarschijnlijk bedoelde de SP met ‘misstanden’ mensenhandel. Het identificeren van misstanden in de prostitutie met mensenhandel is iets wat alle comfortpolitici met elkaar gemeen hebben. Het feit dat de term mensenhandel versluierend werkt in het hele debat komt binnenkort naar buiten in een rapport dat ik met professor Henk Wagenaar heb geschreven. (Zie Trouw van 12 maart).
Asscher heeft samen met Opstelten een brief naar de Eerste Kamer gestuurd met een voorstel voor het opheffen van misstanden (mensenhandel) in de prostitutie. Daartoe moesten prostituees geregistreerd worden. In de brief die Opstelten en Asscher daarover naar de Eerste Kamer heeft gestuurd schuiven ze de bezwaren van De Raad van State en de Eerste Kamer gemakshalve terzijde.
Wat registratie van prostituees bijdraagt aan bestrijding van mensenhandel, kon Opstelten niet duidelijk maken. Het enige argument voor de registratie was het contactmoment tijdens deze gebeurtenis. Hoezo? Bij De Rode Draad kregen we te horen dat sekswerkers niet zitten te wachten op onbehoorlijke vragen over hoe ze met hun vriendjes omgaan. Daar wisten we dat sekswerkers juist vragen gaan stellen als ze al aan het werk zijn. Die konden nergens terecht. Ook niet bij Patricia Perquin, want die werkte volledig afgeschermd en anoniem bij het Prostitutie Gezondheidscentrum.
Maar voor welk probleem is registratie eigenlijk de oplossing? In andere landen, waar men prostituees al lang (gebrekkig) registreert tiert de mensenhandel welig. De voorstanders van registratie vinden het een voordeel dat ze dan weten waar de prostituees zijn. Maar voor welk probleem is dat dan weer de oplossing? In de negentiende eeuw wilde men ook door middel van registratie weten waar de prostituees zaten als oplossing voor het probleem van de geslachtsziektebestrijding. Dat heeft niet geholpen. Geslachtsziekten konden pas effectief bestreden worden door de komst van antibiotica en andere medicamenten.
Het tweede paradepaardje van de Wet Regulering tegen de misstanden in de prostitutie is het criminaliseren van klanten van ongeregistreerde prostituees. De klachten over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid doen de ministers af met een verhaal over een oplossing in de IT sfeer. Stel dat het de overheid lukt om eens een keer een behoorlijk IT systeem te ontwerpen, dan is het nog de vraag wat deze gedeeltelijke klantcriminalisering bijdraagt aan de oplossing, van welk probleem ook al weer?
Vooruitlopend op de dikke kans dat er niets mee wordt bereikt, heeft Asscher al gezegd dat er gekeken moet worden naar het Zweedse model van het criminaliseren van alle klanten. Ze laten zich dan door de Zweden vertellen dat het Zweedse model uniek is in de wereld: alleen de klanten zijn strafbaar en ‘de vrouwen die geprostitueerd worden’ zoals prostituees in Zweden politiek correct staatfeministische spraak moeten heten, worden als slachtoffers beschouwd.
De Zweden vergeten erbij te zeggen dat het bordeelhouden daar al sinds de jaren tachtig verboden is. Daar hangt de klantcriminalisering dus samen met het bordeelverbod. Dat is logisch, want het heeft weinig zin om de bordelen open te houden als er geen klanten mogen komen. Teneinde het Zweedse model in Nederland in te voeren moet dus het bordeelverbod weer worden ingevoerd. En dat dit niet werkte als oplossing voor welk probleem dan ook, weten we allemaal, daarom werd het bordeelverbod in 2000 opgeheven.
In 1910-1911 hadden steden als Rotterdam en Amsterdam in hun verordeningen opgenomen dat het verboden was bordelen te bezoeken die binnenkort gesloten zouden worden of al dicht waren. Een verbod op het bezoeken van een gesloten bordeel leek een enkeling niet echt nuttig.
Het Zweedse model lijkt erg op de voorstellen en de regelingen die in Nederland in 1910-1911 werden besproken, toen er een bordeelverbod kwam. Niets unieks dus.