Asscher heeft gelijk
• 18-11-2014
• leestijd 5 minuten
Hoe de Gülenbeweging stiekem een Kamerlid voor haar karretje probeerde te spannen
Minister Asscher wil laten onderzoeken of een aantal Turkse organisaties de integratie belemmeren. Volgens de in Turkije woonachtige journalist Peter Edel is er inderdaad alle reden de betreffende clubs door te lichten.
De brief van minister Asscher aan de Tweede Kamer waarin hij nader onderzoek aangekondigde naar de Turkse organisaties Milli Görüs, Diyanet, Süleymanci, alsmede naar de Gülenbeweging, leidde zoals bekend tot het vertrek van de Kamerleden Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk uit de PvdA-fractie.
In zijn brief was Asscher teleurgesteld over de literatuurstudie Turkse islam; actualisatie van kennis over Turkse religieuze stromingen en organisaties in Nederland , die de onderzoekers Thijl Sunier en Nico Landman uitvoerden in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Vertekend beeld Jammer genoeg hadden de media geen aandacht voor de inhoud van dit rapport, waardoor de negatieve reactie van Asscher geen context kreeg. Zelf viel ik van de ene in de andere verbazing bij het lezen ervan. Toen ik de stellingen van Sunier en Landman natrok in de door hen opgegeven bronnen stond daar bijvoorbeeld vaak iets totaal anders. Daardoor kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat bronnen werden aangepast aan de ideeën van de onderzoekers. Verder lieten zij veel essentiële informatie simpelweg onbehandeld.
Het voor Turkije elementaire begrip secularisme werd in het onderzoeksrapport geïnterpreteerd volgens specifieke opvattingen over de positie van het geloof in de samenleving, die in islamistische richtingen zeker zullen worden gedeeld.
Alles bij elkaar opgeteld leverde deze literatuurstudie een vertekend beeld op van het Turkse heden en verleden, dat ook van invloed is op conclusies over de onderzochte organisaties. Kanttekeningen bij de literatuurstudie van Sunier en Landman plaatste ik eerder op
mijn website. Gezien de rel binnen de PvdA meende ik echter het daar niet bij te moeten laten. Vandaar alsnog dit artikel.
Van Bruinessen
Ik beperk me hier tot de Gülenbeweging. Vooral omdat Sunier en Landman afwijken van een belangrijke conclusie van Martin van Bruinessen die deze religieuze stroming eerder in opdracht van het ministerie onderzocht. Van Bruinessen herkende in 2010 een gebrek aan transparantie bij de Gülenbeweging, maar Sunier en Landman staan daar nauwelijks bij stil. In tegenstelling tot Asscher, die hier met name een punt van maakte in zijn brief aan de Kamer. In de 103 pagina’s van hun literatuurstudie noemen Sunier en Landman het woord transparantie acht keer. Asscher doet dat in zijn brief van vijf pagina’s even vaak.
Het gebrek aan transparantie bij de Gülenbeweging heet bij Sunier en Landman een ‘indruk’ die volgt uit de organisatiestructuur. Of zoals ze stellen: “Juist die structuur lijkt in Nederland bij te dragen aan de indruk dat de beweging niet transparant is omdat deze afwijkt van de gangbare organisatiestructuur van de overige drie organisaties.”
Zelf meen ik dat de term ‘gebrek aan transparantie’ bij de Gülenbeweging soms niet ver genoeg gaat, bijvoorbeeld als het gebrek aan openheid dan de vorm van misleiding aanneemt. Ik illustreer dat hier met twee voorbeelden waar ik tegenaan liep.
Tweede Kamerlid Enige tijd geleden vertelde een Tweede Kamerlid me gevraagd te zijn voor een lezing bij een organisatie waarvan ik wist dat deze tot de Gülenbeweging behoorde. Dat bleek niet uit de website van de organisatie, maar wel uit betrokkenen en het adres van inschrijving. Nadat ik informatie daarover aan het Kamerlid had gegeven zag deze van de lezing af.
Wanneer een vertakking van een religieuze beweging tracht politici binnen haar territorium te trekken zonder open te zijn over haar identiteit, is er dan niet minstens sprake van een gebrek aan transparantie?
De betreffende organisatie is overigens geen uitzondering. De Gülenbeweging kent verschillende organisaties die hun ware identiteit verhullen. Op de website van de aan de beweging verbonden ondernemersorganisatie Hogiaf komt de naam van Fethullah Gülen bijvoorbeeld evenmin voor.
Aviv Het tweede voorbeeld ontving ik van de in Ottomaanse en Turkse geschiedenis gespecialiseerde Dr. Efrat E. Aviv van de Israëlische Bar Ilan Universiteit. Aviv publiceerde de studie Fethullah Gülen and the Jewish Dialogue , waarin zij onder andere de banden van imam Gülen met de staat Israël beschreef. Aviv sympathiseert met de Gülenbeweging, maar behoudt haar wetenschappelijke objectiviteit. Ze liet me weten dat betrokkenen van de beweging boeken waarin antisemitische opmerkingen van Gülen staan uit winkels en bibliotheken verwijderden. Hoe transparant is een beweging als zij haar eigen geschiedenis op deze manier aanpast?
Dersanes Hoewel ze het gebrek aan transparantie bij de Gülenbeweging als een ‘indruk’ afdoen, stuiten Sunier en Landman er zelf op wanneer ze ingaan op een uitzending van EenVandaag over de aan de beweging verbonden studiehuizen ( dersanes ). “Het aantal dersanes is niet precies bekend. Volgens een reportage van het programma Een Vandaag van 30 januari 2014 gaat het om ‘zeker honderd’, maar dat is niet onderbouwd en waarschijnlijk ook niet reëel”, schrijven ze.
Woorden als ‘waarschijnlijk’ en ‘niet precies bekend’ benadrukken dat Sunier en Landman het exacte aantal studiehuizen zelf niet konden achterhalen. Mede in aanmerking genomen dat zij voor hun onderzoek contact hadden met de Gülenbeweging, zie ik dat niet als een bevestiging van transparantie aan de kant daarvan. Ik vraag me overigens af of Sunier en Landman echt wilden weten hoeveel dersanes er in Nederland zijn, want nergens blijkt dat ze Een Vandaag vroegen hoe men daar bij ‘zeker honderd’ kwam.
Verrechtsing Het is dus verklaarbaar dat Asscher ontevreden is over de literatuurstudie van Sunier en Landman, en mede daarom terecht dat hij de Gülenbeweging samen met de andere organisaties nader wil volgen. Hoe er verder ook over Asscher gedacht kan worden, het gaat niet op om dat voornemen aan een anti-Turkse opstelling te verbinden, zoals dat de afgelopen week vaak gebeurde. Dat de andere twee Kamerleden van de PvdA met een Turkse achtergrond niet op de bres sprongen voor Kuzu en Öztürk leert dat het anders zit.
De uitspraak van Kuzu en Öztürk over ‘verrechtsing’ bij de PvdA is op het ironische af. Omdat de onderzochte organisaties zelf verre van links zijn. De Gülenbeweging heeft zelfs extreemrechtse trekken. Dat Gülen dik was met Alparslan Arslan, de oprichter van de fascistische Grijze Wolven, spreekt boekdelen.
Later was het rechtse neoliberalisme een belangrijke basis voor de samenwerking tussen Gülen en Erdogans Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP). Het latere conflict tussen beiden ontstond niet uit een meningsverschil daarover, maar vooral omdat de heren wat betreft macht en geld een zo groot mogelijk stuk van de taart naar zich toe wilden schuiven. Geld en macht staan hier voorop, waarbij religie in veel opzichten niet meer is dan façade.
Verdachtenbankje
Asscher wordt ervan beschuldigd Turks religieuze organisaties in het verdachtenbankje te plaatsen, maar zeker voor de Gülenbeweging geldt dat deze al jaren met verdenkingen omgeven wordt. Niet alleen in Nederland, maar in talloze landen. Vooral ook in Turkije.
Ik hoop dat het door Asscher aangekondigde monitoring diep genoeg zal gaan. Alleen door transparantie af te dwingen kan vastgesteld worden hoe de vork in de steel steekt. Na jaren waarin verdenkingen zich opstapelden over dubieuze doelstellingen, zoals infiltratie c.q. ‘schijnintegratie’, wordt dat hoog tijd.
Gesteund door Sunier en Landman vinden Kuzu en Öztürk daarentegen dat de vier organisaties, en dus ook de Gülenbeweging, transparant zijn en niets te verbergen hebben. Laat dat dan maar blijken. Wanneer ik ergens van beschuldigd word, maar niets te verbergen heb, zou ik een dergelijk onderzoek zeker verwelkomen.
Peter Edel is schrijver van De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije (Uitgeverij EPO, Antwerpen, 2012). Volg Peter Edel ook
op Twitter.
cc-foto: Diyar se