Ja, de kiezers zijn dom. Juist daarom verdienen ze niet wat ze over zichzelf afroepen. Een poging tot analyse van de Amerikaanse congresverkiezingen
Gelukkig is de vervelende en inhoudsloze zij het wel spannende campagne voor het Amerikaanse congres morgen voorbij. Het onderwerp van gesprek is de Tea Party, vaak vertaald in ‘hoe boos is Amerika en waarom’?
Een paar kanttekeningen. De boosheid is niet van vandaag of gisteren maar duurt nu al een paar decennia. Hij stamt, vermoed ik, uiteindelijk uit de jaren zestig toen de culturele revolutie een wig dreef tussen de man van de straat en de toen nog jonge intellectuelen, studenten en dienstplichtontwijkers. Richard Nixon was de eerste die er op inspeelde met zijn silent majority.
Daarbij kwam (en komt) een fundamentele verandering in de Amerikaanse politiek. Het zwaartepunt van het land verschoof naar het zuiden en het westen maar daaraan vooraf ging de grote verandering in de politiek van het zuiden: het einde van de segregatie, de burgerrechtenwetgeving en de ondergang van de racistische vleugel van de Democratische Partij. Die stapte over naar de Republikeinen en, in combinatie met nieuwkomers uit het midden westen, slaagde erin het zuiden over te nemen met een variant van de Republikeinse Partij die dominant zou worden: evangelisch geïnspireerde, anti-overheids kleine luyden, te mobiliseren op culturele onderwerpen zoals abortus, affirmative action, gays en dergelijke, en als dat niet werkte, op economische onderwerpen, met name belastingen en overdreven regulering. Vooral het gevoel, ook hier niet onbekend, dat de overheid er is voor anderen, niet voor hem of haarzelf.
Deze lange voorgeschiedenis is niet onbelangrijk. Hij verklaart de Newt Gingrich bommenwerpcampagne van 1994 tegen een Democratische president (die, paradoxaal maar ook typerend genoeg, uit het zuiden kwam). De anti-Washington toon en anti-elite component (ik kom daar nog op terug) was ook in 2000 te vinden toen de media (mainstream media) zich afkeerde van Al Gore als een apparatchik en liberale vrijdenkers uitnodigden te stemmen op Ralph Nader. De man had geen schijn van kans maar dank zij hem kon Bush winnen.
In 2004 voerde ene Howard Dean (weet u nog?) een campagne tegen de oorlog in Irak en het Bushdom. Uiteindelijk kwam hij er niet aan te pas maar het is in de context van 2010 goed te onthouden wat zijn slogan was: ‘let’s take our country back’. Jazeker, precies wat de theelui nu roepen. Met andere woorden, het gevoel dat het land een soort onafhankelijk orgaan is, gerund door lui die niets met de gewone burger hebben en hun eigen belangen dienen, is van alle tijden en van alle politieke richtingen. Het is de lijfspreuk van de populist – ook onze eigen Grote Leider surft op die golf, totdat hijzelf wekelijks achterkamertjesberaad voert, maar dat terzijde. Populisten zijn altijd tegen de macht die ze zelf willen en als ze hem hebben, zijn ze geen haar beter dan hun tegenstanders.
Het punt is dat populisme altijd gebruik maakt van dit soort sentimenten, vaak gecombineerd met een intens gevoel van afkeer van patroniserende, arrogante want hoog opgeleide en elitaire politici – vaak van beide zijden. De dezer dagen veel geciteerde historicus Richard Hofstadter schreef daarover, naast zijn essay over de paranoïde tendens in de Amerikaanse politiek (het boek waarover hij het minst tevreden was maar dat de langste adem lijkt te hebben omdat het een [te] gemakkelijk handvat is voor beschouwers om op terug te vallen).
De pointy headed intellectuals zijn al het voorwerp van politieke campagnes sinds er Amerikaanse campagnes zijn. Maar de Republikeinen gebruiken het sinds 1952 toen ze er de intellectualistische Adlai Stevenson mee onderuit haalden. Sindsdien proberen Republikeinen altijd fervent om mensen van het volk te zijn, ook als daarvan in het geheel geen sprake is – zoals de Bush clan van rijke olieboeren. Wat opvalt in de huidige campagne maar ook al in die van 2008 is de weerzin daartegen van de gewone Sarah Palin achtige kiezer. Het is voor de gemiddelde burger veel eenvoudiger zich te vereenzelvigen met haar rammelende betogen en haar gebrek aan kennis dan met de intellectueel Obama (Harvard en Columbia). Kiezers zijn dom, om het patroniserend uit te drukken, en willen iemand die dat compenseert en verhelpt op nationaal niveau zonder hen in te wrijven dat ze dom zijn. Een Bill Clinton met ethisch gevoel, zogezegd.
Obama heeft dat nog steeds niet begrepen, het is een van zijn zwaktes. Het was al zichtbaar in 2008. Toen hield hij een speech voor Democratische soortgenoten in San Francisco waarin hij badinerend sprak over de gewone kiezer. In Pennsylvania legde hij uit hoe het kwam dat werkloze, laagopgeleide inboorlingen in die staat na jarenlange economisch ellende vasthielden aan geweren en geloof als enige zekerheid. Sociologisch gezien een prima analyse, maar als politicus getuigend van een toondoofheid die helaas structureel is gebleken. Vorige maand draaide hij in Massachusetts een gelijksoortig verhaal af. Als hij analist van de mainstream media of gewoon weer professor, zou ik graag deze analyses horen, maar als politicus zijn ze, nou ja, gewoon dom. Nixon, Johnson, Carter in zekere zin, Clinton in privé, ze wisten allemaal dat kiezers dom en manipuleerbaar zijn en handelden daarnaar. Maar ze spraken het nooit uit. Obama heeft die les niet geleerd.
Hij had beter moeten weten. De opwinding rondom Sarah Palin in 2008 had alle ondertonen al die het theekransje nu ook heeft. Veel USA geroep, landverraad van Obama, bla bla bla. De oude man McCain stond erbij, snapte er niets van en probeerde het een beetje in te tomen, maar stond uiteindelijk machteloos tegenover de slang die hij uit de doos had losgelaten.
Laat ik een korte tussenpauze inlassen om vast te stellen dat veel van de sentimenten van het rechtse populisme best wel gedeeld worden door de progressieve populisten. Beide vinden dat de bankiers in 2008 niet gered hadden moeten worden en maken zich kwaad over de overheidsuitgaven daarvoor en de arrogante, zelfzuchtige en sluwe bankiers en hun legertjes van bonusverdieners die nu weer vrolijk doorgaan met zakken vullen. Beide groepen zijn sceptisch over de oorlogen in Irak en Afghanistan, al zullen de rechtse populisten nu die oorlogen daar bezig zijn, niet erg luidruchtig zijn. Beide groepen hebben twijfels of het verstandig was om de autoindustrie te redden. Beide groepen vragen zich af of je die domme huizenbezitters die zich eindeloos hypotheken lieten aansmeren om van te consumeren wel geholpen moeten worden. Beide groepen begrijpen niet dat de VS infrastructureel en qua onderwijs een derde wereldland is.
Niet genoeg punten om het allemaal eens te worden – de verschillen zijn groot, vooral cultureel en regionaal – maar toch voldoende om het anti-overheidsongenoegen geen monopolie van rechts te moeten noemen, net zo min als de paranoïa die inderdaad aan beide zijden heerst over samenzweringen tegen de kleine man in een gecompliceerde wereld. Het is niet voor niets dat kiezers gemakkelijk van partij wisselen nu ze ideologie hebben laten vallen. Deze boodschap spreekt aan, of hij nu komt van Howard Dean of van Sarah Palin, of van Jan Marijnissen of van de Grote Leider.
Kiezers zijn niet alleen dom, ze hebben ook geen geheugen en zijn niet in staat om what if situaties te doorgronden. Daarom krijgt president Obama geen krediet voor het redden van de economie, het financiële systeem en de auto industrie. Ik ben het eens met Martin Wolf, de analist van de FT, die stelt dat Obama niet ver genoeg gegaan is, geen plannen had die echt revolutionair waren en daarom door zijn tegenstanders zouden worden verworpen. De flut-impuls van 770 miljard heeft best geholpen om een giga recessie wat minder te maken, maar niet voldoende om de 12 procent werklozen in Californië het gevoel te geven dat ze geholpen zijn. Hij had gewoon drie biljard moeten vragen, dan kon hij nu de Republikeinen de schuld geven van het mislukken en de werkloosheid. Gelijksoortige overwegingen voor de gezondheidszorg. Beleidsmatig is Obama niet de grote teleurstelling waar iedereen het nu over heeft. Afgezien van het drama van Afghanistan heeft hij aardig wat gedaan. Het probleem is dat hij geen politieke hard ball heeft gespeeld.
En het allergrootste probleem is het meest frustrerende en verrassende: de man die de verkiezingen won door te communiceren (zij het ook toen al vooral op ge-aggregeerd niveau, niet met individuele kiezers) heeft de afgelopen twee jaar de boodschap in zijn geheel laten overnemen door de tegenstanders. Hij was geframed voordat hij er erg in had en is er nooit meer van losgekomen. Het is misschien de makke van een intellectueel dat hij denkt dat de mensen wel meegaan met zijn verstandige beleid. Maar zo werkt het niet. Politiek moet ook verkocht worden. Obama heeft op dat terrein gefaald. Hij is geïsoleerd geraakt, heeft geen contact met de bevolking en heeft moeten toestaan dat leugens het politieke domein beheersen alsof het waarheden als een koe zijn (gezondheidszorg, het feit dat niemand zich realiseert dat 95 % van de Amerikanen een belastingverlaging heeft gehad etc.) en heeft toegelaten dat hij als een overheidsuitdijende socialist kan worden neergezet. Het is onzin maar het is onzin die beklijft.
En zo is Obama teleurstellend. Wie, zoals ik, gehoopt had dat we nu eindelijk eens een president zouden hebben die beleid ook kon verkopen, die duidelijk kon maken waarvoor je een overheid hebt, waarom het nuttig en nodig is om bepaalde belastingen te heffen en die bereid was serieuze politieke gevechten te leveren met het congres, komt opnieuw van een koude kermis thuis. Een intellectueel als president, het werkt niet.
Ondertussen zal morgen blijken dat het land wel degelijk in rood en blauw verdeeld is – iets waarbij ik zelf steeds kanttekeningen heb gezet. Het hele zuiden is Republikeins, soms hard rechts Republikeins. De Democraten zijn alleen sterk in het noordoosten en westen, en ze delen de macht in het midden westen. Het is niet direct de tegenstelling tussen noord en zuid die de burgeroorlog veroorzaakte maar het is wel een tegenstelling in wereldbeelden, met name cultureel, die zorgwekkend is. Het land zal niet uit elkaar vallen. Het zal in besluiteloosheid en lamlendigheid verzinken (en een Japans achtige stagnatie van een jaar of tien, maar daarover in de toekomst meer) en het zal duidelijk worden dat Amerika een rammelend land is, verliezend aan macht maar vooral aan gezag. Dat is niet de schuld van Obama maar hij heeft er ook niets aan kunnen doen of zelfs maar een agenda ontwikkeld. Hij krijgt wat hij verdient, morgen, maar helaas krijgen die domme kiezers dat ook – en al is het hun eigen schuld, ze verdienen het niet, dom als ze zijn.