Gary Johnson, de kandidaat van de Libertarische partij bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen, heeft geen flauw benul wat Aleppo is. De politicus, die eerder gouverneur voor de Republikeinen was in New Mexico, werd op de zender MSNBC geïnterviewd en keek alsof hij water zag branden toen hem gevraagd werd “als u gekozen zou worden, wat zou u dan doen aan Aleppo?” “Aan?” vraagt hij. “Aleppo”, herhaalt interviewer Mike Barnicle. “En wat is Aleppo?” “Je maakt een grapje.” “Nee.”
Barnicle legt uit dat Aleppo in Syrië ligt en het hart van de vluchtelingencrisis vormt. “Ah, ik snap het,” zegt Johnson en steekt vervolgens een even obligaat (‘het is daar een zooitje’) als warrig verhaal af. Hij zou met de Russische president Poetin gaan onderhandelen. Een beleid dat Trump ook voorstaat.
De Libertarische partij, die een uiterst rechts economisch beleid koppelt aan progressieve culturele opvattingen, is traditioneel kansloos bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen. In 2012 haalde Johnson een procent van de stemmen. Maar omdat veel rechtse stemmers voor geen goud op Trump willen stemmen kan de kandidaat nu wel een factor worden. Als hij er in slaagt in de peilingen meer dan 15 procent van de ondervraagden aan zijn zijde te krijgen, kan hij aanschuiven bij de tv-debatten tussen Clinton en Trump.