Na het onvoorstelbare bloedbad van Hamas op 7 oktober worden langzamerhand ook in Israël stemmen hoorbaar over de noodzaak het vredesproces met de Palestijnen weer leven in te blazen en actief te werken aan een tweestatenoplossing.
Zeker onder de vele regeringen die premier Benjamin Netanyahu sinds 1996 leidde heeft Israel geen enkele poging ondernomen om een Palestijnse staat dichterbij te brengen. Een serieus initiatief tijdens het presidentschap van Barack Obama stuitte op een Israëlische muur. Daarna verslapte de Amerikaanse aandacht, ook die van Europese Unie en begonnen de Arabische staten tijdens het presidentschap van Donald Trump zelfs samenwerkingsakkoorden met Israël te onderhandelen. De Palestijnen leken van de agenda verdwenen. Op 7 oktober wekte Hamas de wereld wreed uit zijn sluimer.
Elke kenner van de Israëlisch-Palestijnse problematiek, met oog voor de belangen van beide partijen, weet dat de enige werkbare oplossing voor het conflict het bestaan van een Palestijnse staat naast Israël is. Zo hadden de vroege Verenigde Naties het in 1947 ook gewild. Zij deelden het door Groot-Brittannië bestuurde mandaatgebied Palestina op in twee delen: 56 procent voor een Joodse staat, 42 procent voor een Arabische en 2 procent voor een internationaal bestuurd Jeruzalem. Op dat moment vormden Joden een derde van de bevolking en bezaten zij 7 procent van het land.
Omdat de onderhandelingen over de precieze opdeling aansleepten riep de Joodse bevolking op 14 mei 1948 eenzijdig de staat Israël uit. Dat was voor Arabische landen aanleiding om een oorlog tegen de nieuwe Joodse staat te beginnen waarin op het hoogtepunt 96.000 Joodse mannen vochten tegen Arabieren die niet dezelfde aantallen op de been konden brengen. 700.000 Palestijnen werden van huis en haard verdreven of vluchtten. Na het beëindigen van de gevechten was Israël in het bezit van 79 procent van Palestina.
Joodse historici als Oxford professor Avi Shlaim en Joodse analisten in en buiten Israël hebben beschreven hoe Israëlische regeringen vanaf het eerste begin de verwezenlijking van een Palestijnse staat saboteerden. Daaraan kwam pas een einde onder de premierschappen van
oud-generaal Yitzak Rabin en de ervaren politieke rot Simon Peres, beiden van de Arbeidspartij. Onder het toeziend oog van de Amerikaanse president Clinton ondertekende Rabin in 1993 met de Palestijnse leider Arafat de zogeheten Oslo-akkoorden. De Palestijnen erkenden de staat Israël en zworen geweld af. Israël erkende de PLO (Palestinian Liberation Organization) van Arafat als de vertegenwoordiger van het Palestijnse volk. De akkoorden vormden een 'road-map' naar een volwaardige Palestijnse staat.
De moord van Rabin door een Joodse extremist in 1995 maakte echter abrupt een einde aan deze hoopgevende ontwikkelingen. De daaropvolgende jaren drukte vooral Benjamin Netanyahu als premier zijn stempel op de Israëlische politiek, met openlijke minachting voor toenadering tot de Palestijnen. Uitzondering waren de jaren 2001-2005 onder het premierschap van oud-generaal Ariel Sharon. Deze conservatieve nationalistische houwdegen maakte een opmerkelijke transformatie door. Een diepe persoonlijk introspectie deed hem inzien dat het voortbestaan van Israel als Joodse staat alleen mogelijk was wanneer de Palestijnen hun eigen staat kregen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever.
In 2005 ruimde Sharon alle Joodse nederzettingen in Gaza op, trok de Israëlische troepen terug en begon plannen te maken om het leger ook terug te trekken uit tweederde van de Westelijke Jordaanoever. 80 procent van de Israëli's steunde hem. Eind 2005 maakte een hersenbloeding echter een abrupt einde aan Sharon's indrukwekkende initiatieven. Sindsdien is het met de betrekkingen met de Palestijnen alleen maar bergafwaarts gegaan.
Tussen 2009 en 2020 leidde Benjamin Netanyahu regeringen waarin nationalisten, voorvechters van de illegale nederzettingen en ultra-orthodoxe Joden de boventoon voerden, met geen enkele belangstelling voor toenadering tot de Palestijnen. Zoals reserve-generaal Gershon Hacohen het verwoordde: “We moeten de waarheid zeggen. Netanyahu's strategie is het voorkomen… van twee staten, dus verandert hij Hamas in zijn nauwste partner. Publiekelijk is Hamas een vijand. In het geheim is het een bondgenoot.”
Na een kort intermezzo van een onsamenhangende oppositieregering tussen 2021 en 2022 keerde Netanyahu eind 2022 terug als premier. Volgens Israëlische media als leider van “de meest rechtse regering in de Israëlische geschiedenis” en met ministers die openlijk pleitten voor uitbreiding van illegale joodse nederzettingen en zelfs voor de volledige annexatie van de Westelijke Jordaanoever. Ook de Joodse historicus Simon Sebag Montefiore noemt het “de slechtste (regering) in de Israëlische geschiedenis, ...even onprofessioneel als immoreel….. (met) een maximalistisch ultra-nationalisme dat volkomen onaanvaardbaar en volkomen onredelijk is”.
Israëlische waarnemers verwachten dat er na het debacle van Hamas' aanval op Israël en Netanyahu's militaire interventie in Gaza snel verkiezingen komen die Netanyahu en zijn kliek zullen afserveren. Precies zoals de kiezers dat deden na het Israëlische debacle van de Yom Kippoer oorlog in 1973.
Als Israel's belangrijkste bondgenoten doen de VS en de EU er daarom goed aan om zich nu al voor te bereiden op het noodzakelijke heropstarten van serieuze onderhandelingen over het opzetten van een Palestijnse staat. Een eerste stap daartoe is het volgen van de suggestie van de Joods- Amerikaanse columnist Thomas Friedman: Israël's supporters moeten nu eindelijk consequenties verbinden aan de illegaliteit van zijn nederzettingen op Palestijns gebied. Dat kunnen ze doen door hun steun aan Israël afhankelijk te maken van een daadwerkelijke stop op de uitbreiding van alle nederzettingen.