Niet alles is wat het soms lijkt
• 02-12-2016
• leestijd 1 minuten
Onze maatschappij is het toch nog waard samenleving te noemen
Vandaag moest ik plotseling naar het ziekenhuis. Mijn moeder van bijna tachtig had longklachten en haar buurvrouw had haar weggebracht. Onze auto was niet thuis, dus ik ging met het openbaar vervoer.
Ik woon in een klein dorpje in de Achterhoek en het ziekenhuis staat in de “grote” stad Doetinchem. Bij het station moest ik overstappen. Ik vroeg de chauffeur of deze bus ook bij het ziekenhuis stopte. Een moeder met drie kleine kinderen stapte ook in. Ze liet de chauffeur een brief zien. “GGD?” vroeg de chauffeur? Ze knikte. “Je verstaat geen donder van wat ik zeg,” zei hij verder. Inwendig ergerde ik me aan die uitspraak.
Ik zat voor in de bus. Eén van de vluchtelingenkinderen, een jaar of vier schatte ik, vroeg of hij naast me mocht zitten. In redelijk goed Nederlands. Onderweg zag hij nóg een bus met lijn 51 op de voorkant. “Nóg een nummer éénenvijftig!” zei hij enthousiast. We reden langs de Jumbo. “Halloww Jumbo,” lachte hij. De chauffeur: “Ze verkopen daar heel veel snoep, lust jij snoep?” Driftig knikte het jochie. De chauffeur haalde zijn broodtrommel tevoorschijn en haalde er een pakje chocoladesigaretten uit en gaf ze aan het jochie bij de volgende halte.
“Wil jij zometeen die mevrouw even uitleggen waar de GGD zit?” vroeg de chauffeur aan me. Mooi, dacht ik, onze maatschappij is het toch nog waard samenleving te noemen.