Een eerlijk gelijkwaardig Nederland. Wij zijn voor. Jij ook?

Is het internet écht voor iedereen?

  •  
12-11-2021
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
745 keer bekeken
  •  
Man gebruikt een braille schermlezer

Man gebruikt een braille schermlezer

© Unsplash

Digitale toegankelijkheid staat bij veel bedrijven niet bovenaan het prioriteitenlijstje. Zelfs niet als het verplicht wordt gesteld. 

Steeds meer mensen willen gebarentolk worden. De Volkskrantnoemt het gekscherend het ‘Irma-effect’. Er hebben zich dit jaar aanzienlijk meer studenten aangemeld voor de opleiding tot gebarentolk aan de Hogeschool van Utrecht. Het aantal inschrijvingen steeg van 79 naar 112, aldus De Volkskrant. Een heel belangrijke en zichtbare manier om de persconferenties voor meer mensen toegankelijk te maken. Toch is er tegelijkertijd nog veel werk aan de winkel op andere plekken; namelijk het internet en apps.

Het zal geen verrassing zijn dat we de afgelopen tijd steeds meer digitaal zijn gaan leven. Hoewel een belangrijk deel van onze communicatie en administratie al via het internet verliep, zijn we nu - in de coronacrisis - nog meer aangewezen op onze onlinevaardigheden. Werken gebeurt online, bijkletsen gebeurt online, afspraken maken gaat via het internet en aanvragen doen ook. Voor de meesten van ons geen probleem, maar mensen met een beperking lopen regelmatig tegen problemen aan. De toegankelijkheid is op veel plekken nog lang niet waar het moet zijn en dat zorgt op zijn beurt voor grote beperkingen bij deze groep.

Je kan er niet omheen als je een nieuw paspoort wil aanvragen; je zult eerst online een afspraak moeten maken. Voor een grote groep Nederlanders kan dat voor problemen zorgen. Respectievelijk 78.000 blinden, 238.000 slechtzienden, 700.000 kleurenblinden, 1.3 miljoen doven en slechthorenden, 1.5 miljoen lichamelijk gehandicapten, 825.000 dyslectici en 1.5 miljoen laaggeletterden zijn hier de dupe van. Dat komt neer op 25 procent van de bevolking.

Programmamaker Eva Eikhout is onderdeel van die 25 procent. Ze is zoals ze het zelf zegt ‘geboren met een flinke afwezigheid van armen en benen, hoe dat komt weten ze ook niet’. Door die afwezigheid is het bijvoorbeeld lastig om dingen op haar smartphone te doen waarvoor ze twee vingers nodig heeft. ‘Ik gebruik dan vaak mijn neus, of m’n kin’, aldus Eva. Uiteindelijk vindt Eva vaak wel een manier om eromheen te werken, maar het zou natuurlijk fijner zijn als er bij voorbaat al nagedacht wordt over het feit dat niet iedereen twee vingers heeft. Gezegd moet worden dat Eva, in tegenstelling tot mensen met een andere beperking, online relatief makkelijk haar weg kan vinden. Voor blinde mensen of laaggeletterden ligt dat gecompliceerder.

Toch gaat ook Eva er niet meer vanuit dat bedrijven rekening houden met mensen zoals zij wanneer ze hun website bouwen. ‘Ik heb niet het idee dat dit een prioriteit is. Dat is hetzelfde als dat er in het VN-verdrag staat dat alle gebouwen voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Dat is ook niet zo.’ Maar het hoeft niet zo moeilijk te zijn. De lat hoeft echt niet zo hoog te liggen, volgens Eva. Het gaat in eerste instantie om de intentie. ‘Het hoeft niet 100% toegankelijk te zijn. Maar als er ergens voor de deur van een restaurant een rolstoelplankje ligt dan weet ik: er is ook aan mij gedacht.’

Daarom vindt ook de Nederlandse overheid dat digitale toegankelijkheid een speerpunt moet worden. Sindsdien wordt er al ruime tijd met het onderwerp aangerommeld. Sinds 2018 is het ‘Tijdelijke besluit digitale toegankelijkheid overheid’ van kracht, wat betekent dat alle websites en apps van Nederlandse overheidsinstanties moeten voldoen aan toegankelijkheidseisen; zogenoemde WCAG-eisen. Ondanks deze verplichting hebben instellingen ruim de tijd gekregen om de switch te maken. Pas op 23 september 2019 werd het verplicht voor nieuwe websites (gepubliceerd na 23 september 2018) en een jaar later, vorige maand dus, ging het in voor alle andere websites van overheidsinstellingen. De apps volgen pas volgend jaar juni.  

En hoewel het nu al ruim een maand verplicht is, blijkt dat nog lang niet alle (semi-)overheidsinstanties het even nauw nemen met de toegankelijkheidsregels. Maar 49 procent van de gemeentewebsites voldoet aan de vastgestelde toegankelijkheidsrichtlijnen, zo blijkt uit onderzoek van Stuurlui.Zeeland doet het verreweg het beste, daar is 69 procent van de websites toegankelijk. In Groningen blijft het percentage steken op 16. Met het doo rvoeren van de verbeteringen zijn de instanties ook verplicht om een toegankelijkheidsverklaring te publiceren. Slechts 191 van de 355 gemeenten hebben dat gedaan, 9 van de 12 provincies en slechts 7 van de 21 waterschappen. En dan voldoen de sites nog niet eens aan het hoogste niveau van toegankelijkheid, namelijk niveau AA. Er is nog een niveau daarboven (namelijk AAA), waarbij bijvoorbeeld ook verplicht wordt gesteld dat er bij ieder audiofragment een versie met gebarentolk wordt aangeboden.

Volgens Eva tijd om meer samen te werken. ‘Laten ze van elkaar leren. Dat het de ene helft is gelukt bewijst dat het de andere helft ook zou moeten lukken. Laten zij elkaar voorzien van handvatten om dat ook te doen. Ik houd er persoonlijk niet van om mensen te straffen om wat ze fout hebben gedaan, maar om de gemeenten die het al wel is gelukt te belonen.’

Voor alle overige websites en apps is het op dit moment nog niet verplicht om rekening te houden met digitale toegankelijkheid. Wel is het natuurlijk een mooie positieve verrassing, volgens Eva. ‘Ik denk dat het superleuk is als bedrijven er uit zichzelf over nadenken. Dat je merkt dat er aan je gedacht is.’

Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.