Een eerlijk gelijkwaardig Nederland. Wij zijn voor. Jij ook?

Hoe zet Astrid Joosten zich met de S.P.E.L.show in tegen laaggeletterdheid?

  •  
08-09-2021
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
3271 keer bekeken
  •  
jason-leung-0sBTrm726C8-unsplash

De S.P.E.L.show is ontstaan omdat Astrid Joosten merkte dat taalachterstand in Nederland een groter probleem werd. Hoe ziet die laaggeletterdheid er precies uit?

Het viel Astrid Joosten steeds vaker op dat taalbeheersing niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Ze las het in het nieuws, ze merkte het in haar eigen leven: het wordt in Nederland een almaar groter probleem. Joosten: ‘We zagen het bij sollicitatiebrieven en dachten steeds vaker: wát een taalfouten. Als je bij ons komt werken, moet je ook met de buitenwereld mailen. Door iemand die slecht schrijft, willen we niet vertegenwoordigd worden. Dat terwijl er ook mensen bij zaten met een goede opleiding. Ik realiseerde me dat de achterstand op de arbeidsmarkt voor hen groot was. Dan is het extra zorgelijk dat het taalonderwijs al jaren achteruit gaat.’

Thuis meedoen
Aandacht voor de Nederlandse taal is dus nodig, maar Joosten zag op tv juist taalprogramma’s verdwijnen. Exit Het groot dictee der Nederlandse taal. Exit 10 voor taal. Ook Lingo was destijds verdwenen. Joosten: ‘Ik zag ruimte voor een nieuw programma. Leuk voor het hele gezin, maar waarbij je ook wat kunt leren. Dat ben ik gaan uitdenken.’ Het zaadje voor De S.P.E.L.show was geplant. Op het moment dat het idee in een vergevorderd stadium zat, betrok ze BNNVARA erbij, waar enthousiast werd gereageerd. Hier ontstond het plan om 26 onbekende Nederlanders elk een letter te laten vertegenwoordigen. Het programma slaat aan. Joosten: ‘Ik krijg vaak terug dat mensen thuis meedoen. In de studio merk je het al, dat kan je vertalen naar de kijker thuis. Maar bij de groenteboer hoor ik het ook.’

2627ACTSpelshowInzet

Bettie Hoogewerf (53) uit Almere is zo iemand die meedoet. Nu wel. Enkele jaren geleden was het niet eens in haar opgekomen. Bettie: ‘Dan zat ik stil in een hoekje.’

Bettie is een van de 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland. Hiervan is 10 procent analfabeet en heeft de grote rest een aanzienlijk probleem met taal en/of rekenen. Dit komt op jonge leeftijd al vaak aan de oppervlakte. Bettie: ‘Ik kon op de kleuterschool al niet meekomen. In de eerste klas ging ik poppetjes tekenen in plaats van rekenen en schrijven. De juffen en meesters zagen het ook, maar het verschil was te groot om in te halen. Mijn ouders hadden geen tijd. Ik heb vier zussen en twee broers. Ik raakte ook gedemotiveerd. Mensen zeiden: je bent dom, je bent een kneus. Dan word je heel onzeker. Ik ging naar een andere school. Daar lag de aandacht vooral op zingen, de Bijbel lezen en handwerk, zoals een luier verschonen.’

Tijdens haar stageperiode in een bejaardentehuis loopt ze tegen problemen aan. Ze moet brood uitdelen maar kan de lijst met kamernummers niet lezen. Bettie durft om hulp te vragen. Een eigenschap die weinig laaggeletterden is gegeven.

bnnvara-despelshow-140620-149-edit-internet

Schaamte
‘De meeste laaggeletterden schamen zich,’ vertelt Romana Fronczek, die taalles geeft bij ROC Flevoland, maar ook ambassadeurs (ervaringsdeskundigen in laaggeletterdheid) begeleidt bij Stichting Lezen en Schrijven. Fronczek: ‘Laaggeletterden komen er als volwassenen pas echt achter dat ze iets missen, maar durven dit lang niet altijd te vertellen. Laaggeletterdheid neemt alleen maar toe. Klassen worden groter zodat er minder aandacht is. Er is vergrijzing. Maar vooral wordt de maatschappij digitaler. Daar lopen velen vast. Ik merk het helemaal in deze corona-tijd. Ik ben allemaal leerlingen kwijtgeraakt omdat ze echt niet kunnen meedoen met online onderwijs. Tot tranen aan toe.’ Een ander probleem dat ze benoemt zijn de NT1-migranten, waarvan veel laaggeletterd zijn omdat Nederlands geen moedertaal is. Romana: ‘Het is een erg grote groep, maar gelukkig zijn ze wel makkelijk te bereiken. Hier heerst geen schaamte over de taalachterstand.’

Taalklas
Bettie heeft drie jaar geleden een belangrijke stap gezet: ze heeft zich aangemeld voor de taalklas van Fronczek. Daarvoor moest ze een grote drempelvrees overwinnen. ‘Ik ging er met knikkende knieën naar toe. Vanwege de schaamte. Ik heb kinderen met goede diploma’s, jonge neefjes en nichtjes die alles kunnen, maar ik moest hierheen.’ Fronczek herkent het: ‘Sommigen doen er twee jaar over voordat ze met een les beginnen. Pas dan zien ze dat school niet eng is. Want in het begin is het vertrouwen bij laaggeletterden nul. Het zijn mensen die hierom zijn uitgelachen.’ Bij de intake onderzoekt ze welke instroom nodig is. Sommigen kunnen niet lezen en rekenen, anderen hebben vooral problemen met -d en -dt. Romana: ‘Er zitten mensen bij die op mbo-niveau zitten. Er bestaat echt een verkeerd beeld van laaggeletterden, namelijk dat ze verstandelijk beperkt zijn. Dat is niet zo.’

Door de taalles is de wereld van Bettie groter geworden. ‘Ik ga binnenkort op bezoek bij een vriendin in Ermelo. Vroeger kon ik dat niet. Nu kijk ik welke treinen en bussen ik moet pakken. Ik had ook een verjaardag in een restaurant. Ik zei: ik reserveer wel. Vroeger deed ik dat niet. Kon ik niet eens een menukaart lezen. Daar schaamde ik me voor. Iedereen ziet je. Maar gelukkig ben ik er verder altijd heel open over geweest. Bij de dokter zeg ik vooraf dat ik graag twee keer zoveel tijd wil. Bij de apotheek vraag ik om extra uitleg omdat ik de bijsluiter niet begrijp. Iemand uit mijn klas durfde zoiets niet. Die kreeg medicijnen voor haar kinderen die astma hebben en gaf ze maar wat, zonder te weten hoeveel nodig was. Dat komt vaak voor. Sommige dingen blijven moeilijk. Je moet me niet vragen om een som te maken. En als er iets verandert bij Facebook, ben ik echt even van slag.’

Toegepaste taal
Bettie kijkt nu taalspelletjes op tv zoals De S.P.E.L.show. ‘Ik ben er beter in geworden en dat voelt goed. Ik weet lang niet alles hoor. Maar soms zit mijn dochter naast me en zegt: zo mam, goed hoor.’
Astrid Joosten: ‘We zitten op NPO 1, dat is een brede zender. Iedereen moet kunnen meedoen. De vragen zijn gericht op toegepaste taal. Zoals: moet dit werkwoord met -d of -dt. We vragen niet of iets een bijvoeglijk naamwoord is. Dat weten veel mensen niet.’ In het programma zitten ook korte filmpjes met taaltips, waarin bijvoorbeeld wordt uitgelegd waarom je ‘ideeën’ schrijft en niet ‘ideën’.

Als BN’ers De S.P.E.L.showwinnen, gaat het bedrag naar het Jeugd Educatiefonds, dat kinderen steunt met een taalachterstand. Het komend seizoen komt het fonds prominenter in de uitzending. Joosten: ‘We willen educatie én plezier combineren. Die samenhang is belangrijk. Niet in de laatste plaats omdat het ook een taak van de publieke omroep is.’ 

Door Norbert Pek
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!