Ik zeg ‘kerstshow’ want zo noemen ze het, maar in plaats van een voorstelling zou ik liever van een tentoonstelling spreken. Het geheel bevat weinig showelementen als zang, dans of een dramaturgische ontwikkeling, maar wel heel veel spullen. Kerstspullen. Ik hou van kerstspullen. Deze keer was er toch een beetje show, want tussen de kerstballen, miniatuurhuisjes en treintjes met hohohoroepende kerstmannetjes erop, klonk een koor. Ze zongen ‘Ere zij God’. Een van mijn lievelings. Vooral door de manier waarop de melodie stijgt wanneer het koor ‘In de hoge, in de hoge, in de hóhóoge’ zingt en dan weer daalt bij ‘vrede op aarde, vreheede op aarde, en in de mehénsen en wehéhelbehahagen.’
‘Ohooonbehagen’ zong een meneer naast me. ‘In de mensen een onbehagen!’ Hij keek me aan tijdens het zingen, duidelijk in de hoop dat ik zou vragen ‘Meneer, onbehagen, wat bedoelt u daar nu mee?’ en ik ben de beroerdste niet dus ik vroeg: ‘Meneer, onbehagen, wat bedoelt u daar nu mee?’
De man probeerde boos te blijven kijken, maar straalde bij het krijgen van enige aandacht. ‘Moet u nou eens kijken mevrouw. Vroeger, vroeger heette het gewoon kerststol, nu is het feeststol. Vroeger wensten ze me hier prettige kerstdagen, nu hebben ze het over feestdagen. Vroeger waren dit kérstlampjes!’ De man gaf een knikje richting een doos vol dikke groene snoeren met kleine lichte lampjes eraan. ‘Clusterverlichting’ stond erop. ‘En weet u hoe dat komt mevrouw? Dat komt door die moslims die hier allemaal zijn gekomen. Eerst pakken ze Sinterklaas af, en nu kerst! Clusterverlichting!Clusterbommen ja, dat kennen ze wel, die IS-strijders. Een knieval is het. En onze cultuur dan?’
Mijn hart maakte een sprongetje, want ik had al uren radeloos zigzaggend met mijn winkelwagentje gezocht naar de clusterlampjes. Zo’n dikke slinger in je boom, wordt dat, met heel veel kleine lichtjes. Een prachtuitvinding. ‘Meneer, ik begrijp uw bezorgdheid,’ zei ik, want dat is altijd goed. ‘Maar deze lampjes heten zo omdat ze in een keer, als een heel cluster tegelijk, aangaan. Daar heeft IS verder weinig mee van doen gehad.’ Een meneer naast me begon zich ermee te bemoeien. ‘Die kerststol noemen die farizeeërs hier al sinds 1984 feeststol hoor. Doen ze niet voor de moslims, was het maar waar. Dan hadden ze nog iets van een bedoeling. Het gaat gewoon om geld. Dan hoeven die vieze oplichters met Pasen geen nieuwe verpakking te laten drukken.’
‘Prettige feestdagen!’ riep een vrolijk meisje dat langskwam met een glaasje glühwein. ‘Waarom?’ vroeg de onbehagen-man. ‘Waarom niet prettige kerstdagen?’ ‘Dat weet ik niet precies meneer. Ik geloof zodat we Oudjaar gelijk meenemen. En bij ons thuis zijn we joods, we komen net uit Chanoeklaas. Dan doen we lichtjesfeest mét cadeautjes. Gezellig hoor. Prettige feestdagen meneer!’ De man leek even van zijn stuk gebracht. Zijn onbehagen was van hém. Als hij dat niet meer had, wat dan? Het koor zong inmiddels dat het droomde van een White Christmas.
Een mevrouw filmde het met haar telefoon, maar ze leek niet van het liedje te genieten. De onbehagenman vermoedde een zure zielsverwant naast zich en vroeg: ‘Nou mevrouw, dat krijgen we ook al jaren niet meer hè, witte kerst?’ De vrouw toonde ons haar telefoon. Ze plaatste het filmpje op Twitter en zette erbij: #christmassowhite. ‘Ik ga actievoeren tegen het witte kerstprivilege,’ zei ze. De onbehagenman keek haar zielsgelukkig aan, en acteerde toen verontwaardiging. ‘Oh mag dat ook al weer niet meer?’ hoorde ik hem foeteren, terwijl ik met mijn clusterlampjes naar de kassa liep. De vrouw foeterde terug en het wonder van kerstmis voltrok zich: zij maakten elkaar mogelijk.