Wetenschappelijke naam:
Chlidonias niger
Wat valt er op aan de zwarte stern:
- Klein en donker
- Onstabiele vlucht als grote zwaluw
- Broedt in kolonies op ondiepe meren en moerassen
- Roep is nasaal, schril en krassend
-
Download vogelzang
krabbescheer
Zwarte sterns zijn vogels van ondiepe, zoete tot brakke moerassen en wateren. Bij voorkeur broedt de vogel in velden van krabbescheer en op eilandjes van plantenresten. In de broedtijd worden vooral grote insecten, vis en ongewervelde gegeten. Het zijn trekvogels, die 's winters voor de kust van tropisch West-Afrika trekken. Zwarte sterns maken deel uit van het Nederlandse laagland-landschap en zijn onlosmakelijk verbonden met uitgestrekte natuurgebieden van rivierdelta en laagveenontginningslandschap.
afname
Rond 1900 was de zwarte stern een gewone broedvogel van laagveenstreken, het rivierengebied en in mindere mate van vennen op de zandgronden. In de jaren vijftig werd steeds duidelijker dat het aantal zwarte sterns afnam. Hele kolonies van tientallen paren verdwenen in enkele jaren tijd als sneeuw voor de zon. De 1.000 tot 1.250 paren zit nu voornamelijk in de Utrechts-Hollandse veenplassen, Friesland, de Kop van Overijssel en de Gelderse Poort. Opvallend is ook dat de aantallen van jaar tot jaar sterk schommelen. Positieve uitschieters worden o.a. veroorzaakt door de droogte in buitenlandse broedgebieden. De sterns trekken weg uit dergelijke gebieden en komen vervolgens voor één broedseizoen binnen onze landsgrenzen nestelen.
najaarstrek
De voorjaarstrek begint meestal medio april en de najaarstrek duurt tot begin oktober. In deze periode kunnen zwarte sterns dus worden waargenomen. Vrijwel de gehele Europese populatie trekt via Nederland en de kust naar West-Afrika. Vooral het IJsselmeergebied is een zeer belangrijk tussenstation.
oorzaken
De afname van krabbescheer, de belangrijkste leverancier van nestgelegenheid is een belangrijke oorzaak van de teruglopende aantal zwarte sternen. Die afname heeft alles te maken met watervervuiling, of beter gezegd: Met het inbrengen van gebiedsvreemd hard water in veensloten en -plassen. Verder speelt de sterk toegenomen bemesting en de verdroging van veel veengraslanden een grote rol. Juist op weinig bemeste graslanden komen namelijk veel grote insecten voor. In hoeverre de situatie in de overwinteringgebieden verantwoordelijk is voor de afname is niet bekend.
maatregelen
Op plaatsen waar afname van het aanbod aan nestplaatsen het grootste probleem is, kan de soort geholpen worden met het aanbrengen van nestvlotjes. Waterrijke natuurgebieden met veel krabbescheer moet het inkomende (regen)water zoveel mogelijk wordt vastgehouden. Verder moet de watervegetatie zich ongestoord kunnen ontwikkelen. Sloten zouden in agrarisch gebied zoveel mogelijk buiten het broedseizoen schoongemaakt moeten worden.
toekomst
In de toekomst kan het vergroten van de oppervlakte moeras en hoogveen middels natuurontwikkeling nieuwe broedplaatsen opleveren. Een goed voorbeeld hiervan is het insectenrijke Bargerveen, waar inmiddels tientallen paren broeden.