Nachtzwaluwen leven doorgaans op droge en open terreinen. Ze bouwen hun nest op de grond, maar wel in de buurt van een boom die kan dienen als schuil- en zangplaats. Bovendien houdt zich in die bomen een flink deel van het voedsel op, dat bestaat uit grote insecten (vooral nachtvlinders en kevers, die in de vlucht worden gevangen). Het zijn zomervogels, die de winter doorbrengen in tropisch Afrika. Rond
nachtzwaluwen
bestaan allerlei volksverhalen en mythen, die helaas geen van allen enige positieve eigenschappen aan de vogel toedichten. Zo wordt hij wel de geitenmelker genoemd omdat men dacht dat de vogel 's nachts bij schapen en geiten melk dronk. Een andere bijnaam is dagslaper, wat te maken heeft met het mysterieuze leven van de nachtzwaluw: overdag zie je ze niet of maar zelden, en 's nachts produceert de vogel vreemde geluiden.
Rond het begin van de eeuw broedden enkele duizenden paren nachtzwaluwen in ons land, met name op de oostelijke en zuidelijke zandgronden en in de duinstreek. Met het ontginnen van veel van die gronden nam de stand navenant af. Rond 1975 waren minder dan duizend paren overen kwam de vogel in het westen vrijwel niet meer voor. Sindsdien zijn de laatste bolwerken in het noordoosten - op het Bargerveen na - ook vrijwel verlaten. Begin 90'er jaren broedden 450 tot 600 paar nachtzwaluwen in ons land, het leeuwendeel daarvan op de Veluwe en in Noord-Brabant en Limburg. Sinds het midden van de jaren '90 is er sprake van een licht herstel van de nachtzwaluwpopulatie: zowel op de Veluwe als in Noord-Brabant namen de aantallen weer toe, tot 950-1100 paren.
Over de precieze oorzaken van de afname van de nachtzwaluw zijn de meningen verdeeld. Met name de vraag of een toename van het aantal natte zomers ermee van doen heeft, valt nog niet duidelijk te beantwoorden. Zeker is wel, dat de afname van belangrijke prooidieren als mei- en junikevers, het dichtgroeien van veel halfopen heidevelden en de sterk toegenomen recreatiedruk in de overgebleven geschikte broedgebieden de soort danig parten speelt. Met een aantal gerichte beheersmaatregelen kunnen potentieel geschikte heidegebieden een stuk aantrekkelijker worden voor de nachtzwaluw. Daarbij gaat het om het vergroten van de randlengte tussen bos en hei, het scheppen van zandige kale plekken in de hei en het laten staan van enkele bomen in de heidevelden. Extensieve begrazing is bij uitstek geschikt om de voor de soort gewenste mozaïekstructuur te krijgen. In droge bossen is de aanwezigheid van zandige, open plekken van belang. Verder is voorkoming van verstoring erg belangrijk; afsluiting van voor de nachtzwaluw belangrijke terreinen in het broedseizoen verdient zeker aanbeveling. In elk geval dienen honden uit de broedgebieden geweerd te worden. Verder zal spontane ontwikkeling van geschikt leefgebied, bijvoorbeeld door stormschade in het bos, zo veel mogelijk getolereerd moeten worden. Op plaatsen waar nogal eens een nachtzwaluw wordt doodgereden, valt een nachtelijk rijverbod op secundaire wegen te overwegen.