Volgens dr. Bert de Boer van het BioSaline Innovation Centre Amsterdam, onderdeel van de VU, is er geen tijd te verliezen. Driehonderd miljoen hectare landbouwgrond wordt nu al geïrrigeerd met water dat eigenlijk te zout is. Uit bittere noodzaak, omdat zoet water steeds schaarser wordt. Van het totale landbouwareaal is 20 procent van de bodem al zo verzilt dat het ongeschikt is voor normale voedselgewassen.
De stijgende zeespiegel verergert het probleem. In ontwikkelingslanden veranderen vruchtbare landbouwgronden door periodieke overstromingen langzaam in onbruikbare zoutvelden. En de rijkere landen, die hun kust beschermen met dijken, zien steeds meer zout kwelwater onder de dijken door sijpelen.
In de natuur bestaan wilde planten die prima gedijen in een zoute omgeving. De VU-wetenschappers gaan nu uitzoeken hoe die planten dat doen. Vervolgens willen ze met behulp van die gegevens nieuwe voedselgewassen kweken.
"Er zijn planten die aan de kust groeien, die dagelijks overspoeld worden met zout zeewater. Die overleven door het zout juist in grote hoeveelheden op te slaan in hun stengels en bladeren", legt De Boer uit. "Omdat water altijd naar zout toetrekt, houden die planten op die manier hun water binnen en drogen ze niet uit." Hij vergelijkt het principe met een zoutvaatje. Als je het open laat staan, wordt het zout vochtig.
Alleen moeten de planten dan wel zorgen dat ze zelf niet doodgaan aan al dat zout. Daarom slaan ze dat apart op in kleine zakjes in de plantencellen. "Die eigenschap willen we introduceren in onze moderne landbouwgewassen zoals aardappelen en tomaten", zegt De Boer.
In het kweeklaboratorium van De Boer staan honderden plantjes in bakjes water die geleidelijk steeds zouter worden. Het zijn zogeheten modelplanten. Geen voedselgewassen, maar wilde plantsoorten die toevallig goed tegen zout kunnen. Van de soorten die dat het beste doen, wordt gekeken welke genen ze gemeenschappelijk hebben. In die genen zit naar alle waarschijnlijkheid het talent om geen last te hebben van zout.
De volgende stap is een vaardigheid waar ons land al eeuwen beroemd om is: het veredelen van gewassen door selectief kweken, legt De Boer met gepaste trots uit. "Meestal hebben gewassen vergelijkbare genen. Omdat we weten welk gen we zoeken, kunnen we die in een aardappel of een tomaat terugvinden. Vervolgens zoeken de veredelaars dit specifieke gen in aardappel- of tomatenplanten. Met de planten met een hoge activiteit van dit zoutminnende gen, kweken ze door."
Zo bestaan er binnen tien jaar aardappelen die kunnen groeien op zeewater. Met tomaten werkt het principe ook, net als voor andere voedselgewassen zoals rijst of bieten. In 2020 kan een boer in Bangladesh blij verrast zijn als zijn land onderstroomt: de rijke zeeklei maakt zijn velden vruchtbaarder, en de planten krijgen water.
Een ding verandert niet volgens De Boer. Aan tafel moet er nog gewoon zout op de aardappels. Het zoute water in de aardappel- of tomatenplant zit in de stengels en de bladeren, niet in de vrucht. Daar worden de gewassen speciaal op gekweekt.