Zelforganisatie maakt mosselbedden minder kwetsbaar
• 23-10-2014
• leestijd 2 minuten
Natuurlijke ecosystemen hebben vaak kenmerkende ruimtelijke patronen. Onderzoek van het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, het Nederlands Instituut voor Ecologie en de Universiteiten van Amsterdam, Groningen en Wageningen laat zien dat zelforganisatie van mosselbedden leidt tot ruimtelijke patronen die niet alleen mooi zijn, maar die mosselbedden ook veerkrachtiger en minder gevoelig maken voor verstoringen.
Veerkracht
Mosselbedden zijn bijzondere ecosystemen. Wanneer je ze vanuit de lucht bekijkt, valt gelijk op dat de bedden veel strepen vertonen. Daarbij liggen de mossels in min-of-meer rechte banden van ongeveer twee tot drie meter breed op de wadplaten. Binnen deze banden vormen mossels weer een netvormig patroon, waarbij de mossels lange strengen vormen van twee tot drie mossels dik. “Deze ruimtelijke patronen zijn essentieel voor de veerkracht van mosselbedden tegen verstoringen”, zegt Quan-Xing Liu van het NIOZ en de Universiteit van Amsterdam. Hij onderzocht met behulp van wiskundige modellen hoe zelforganisatie van mosselen de vorming van ruimtelijke patronen en het functioneren van mosselbedden beïnvloedt.
Patronen
De modellen laten zien dat de vorming van patronen op verschillende ruimtelijke schalen essentieel is voor de veerkracht van mosselbedden. Zonder deze patronen zijn de bedden bijzonder gevoelig voor verstoringen, zoals stormen. Ook kunnen mosselbedden zich moeilijker vestigen als patronen ontbreken. Wanneer een grootschalig bandpatroon zich vormt, voorspellen de modellen dat een bed veel steviger is: de mossels helpen elkaar bij de stabilisatie van het sediment. De kleinschalige, netvormige patronen doen daar nog een schepje bovenop: de mosselen beschermen elkaar tegen erosie terwijl onderlinge concurrentie om ruimte en voedsel beperkt blijft.