Ik deed mee aan een televisiespelletje. Voor we werden opgemaakt voor de opname, kregen de deelnemers een lunch aangeboden in de kantine. Op een lange tafel stonden, naast de manden met brood, de schalen met kaas en vleeswaren, potjes hagelslag, pindakaas, chocoladepasta en gestampte muisjes. Daar dook iedereen het eerst op af. “Dat heb ik nou in jaren niet gegeten”, zei een kinderboekenschrijver met een mond vol muisjes.
“Pindakaas, wat heerlijk!”, riep de collega die bij hem in het team zat.
Een redactrice glimlachte. “Dat zegt iedereen die hier komt lunchen”, zei ze, “thuis komt het niet op tafel, omdat het niet gezond is..”
Ik weet niet wat tegenwoordig het standpunt van de wetenschap is, ten opzichte van Nutella. Het begrip ‘gezond’ wil nog wel eens van gedaante verwisselen.
Toen ik klein was, moest je spinazie eten. Van spinazie werd je sterk, want er zat ijzer in. Later leerde ik, dat er niet eens zoveel ijzer in spinazie zit en dat je lichaam geen benul heeft hoe het ijzer uit spinazie moet opnemen. Wat het heel goed weet te absorberen is nitraat, dat óók in bladgroente zit. Volop zelfs en dat is slecht nieuws. Nitraat wordt omgezet in nitriet en daar krijg je kanker van.
Zo langzamerhand weet niemand meer wat we moeten eten.
Aan de goede werken van worteltjes schijnt een grens te zijn, eieren waren slecht voor het cholesterol, tot er twéé cholesterollen bleken te bestaan en de eieren weer mochten.
Tomaten zijn beurtelings slecht en goed voor de gezondheid geweest, tot ze een poosje geleden werden uitgeroepen tot kampioen van de kankerbestrijding. Vooral voor mannen zijn tomaten goed. Ze beschermen tegen prostaatkanker en doet dat nog beter, als ze in de vorm van ketchup worden ingenomen.
Dat stond zelfs in de krant. Ik denk dat heel wat mannen en kinderen het artikel triomfantelijk omhoog hebben gehouden: zie je wel! Nu alleen nog de patat uit de verbanning en dan kunnen we weer smakelijk eten.
Mannen houden niet van groente.
In restaurants zie je ze zorgvuldig alles wat groen is opzij schuiven. “Dit moest ik van mijn moeder eten”, zie je ze denken, “maar nu ben ik de directeur van de firma. Ik neem de besluiten en DIT EET IK NIET OP!!!”
Dat is een heldere kijk op de kwestie.
Vrouwen doen dat heel anders. Vrijwel alle vrouwen zeggen dat ze dol zijn op groente. Ik doe dat ook. Ik vind en prei die uit een boodschappentas steekt ontroerend. Een bos wortelen op het aanrecht knik ik glimlachend toe, want hij belooft een maaltijd waar je een beter mens van wordt.
Toch eten vrouwen, als het er op aankomt, niet gezonder dan mannen. Ze lezen alles wat er op voedsel wordt geschreven, ze kennen alle calorietabellen uit hun hoofd, ze weten precies wat goede en wat slechte koolhydraten zijn. Maar als ze in de winkel staan kopen ze gauw-klaar saus. Of ze kiepen een potje room door een gerecht, omdat het dan veel lekkerder smaakt. Halfvolle room, dat wel, maar dan toch het hele potje.
Aan tafel scheppen ze zich maar een kleine portie op. Maar in de keuken hebben ze even geproefd of de smaak goed was. En nog een hapje om maar zeker te zijn. “Straks eet ik alleen groente”, nemen ze zich voor, en een klein beetje van het hoofdgerecht voor de gezelligheid.
“Nederlanders lezen veel over gezondheid”, las ik laatst in een artikel in een avondkrant, “maar ze handelen er niet naar!”. Die krant heeft niemand triomfantelijk omhoog gestoken. Ik denk dat hij in de keuken ligt, voor de schillen.
In schillen zitten de meeste vitamines. Maar die hoeven we nog niet op te eten voor onze gezondheid.