Wouter Klootwijk: Tellen
• 29-08-2010
• leestijd 3 minuten
Het gaat goed met de natuur. Misschien niet naar de zin van lui die van de natuur verstand hebben. Maar je moet tellen. Als je telt dan zie je dat het goed gaat.
De wolf was verdwenen. Er zijn er twee geteld onder Keulen, dat worden er vier en dan komen ze hier.
De gans is een beschermde vogel. Het gaat de gans zo goed dat je boeren tegen de beesten moet beschermen. Het gaat ook uitstekend met de eikenprocessierups. Hij had elf provincies veroverd. Alleen Groningen moest nog, is gelukt.
Bij mij achter het huis waren geen vossen. Eerst kwam er een. Er kwamen zeven jagers in opdracht van de regering en ik heb drie knallen gehoord. Dat was in de winter. Nu tel ik vijf vossen. Vier jonkies en moeder.
Voorheen kon ik varen in de polder waar ik woon. Dat kan niet meer, de planten hebben het water overgenomen. Nooit eerder telde ik zoveel watergentianen. Maar er zijn ook planten nieuw komen groeien waarvan ik de naam nog zoeken moet.
En insecten. Was je vroeger in alle staten als je een libelle zag, nu zijn er geen dagen meer zonder. Ze komen met drie vier vijf uitrusten op mijn overhemd.
Onder water gaat het ook fantastisch. Al is tellen onder water lastig. De oester gedijt geweldig. Niet alle oesters, maar de soort die Japanse oester wordt genoemd omdat hij uit Portugal komt. Waddenzee en Zeeland komen droog te liggen als we al de oesters niet op gaan eten met de feestdagen.
Strandkrabben, raar dat ze zo heten, alleen als ze dood zijn zie er wel eens een op het strand, strandkrabben gaat het voor de wind, ze zijn met meer dan ooit in de Waddenzee en er wordt soep van getrokken om ze nog wat in toom te houden. Een andere krab, de wolhandkrab komt in zoveel binnenwater voor dat alle binnenvissers in Nederland wolhandkrabben te koop aanbieden. We lusten ze nog niet, maar dat moeten we maar leren.
En van de schelpdiersoort die scheermes of mesheft wordt genoemd, of zwaardschede, of ensis directus of ensis ensis, van deze langwerpige mossel zijn er de laatste jaren zoveel gekomen in het zand van de Noordzee, dat het instituut dat voorheen het Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek heette en gevestigd was in IJmuiden en dat nu in Wageningen huist, ver van zee, dat dat instituut vorig jaar moest verklaren dat het bij god niet wist hoe te becijferen hoeveel scheermessen er wel niet in ons water wonen. Duizend keer een miljard. In die orde.
Het gaat erg goed in de natuur. Tel maar na.
Het aantal zeehonden in de Waddenzee neemt toe, ook soorten van elders komen bij ons wonen omdat ze weten dat hun jongen hier naar de creche kunnen.
En dan nog een vis. Hij was al opgegeven. Verdwenen uit Nederlands water. Een zeevis die in brak water paait. Is de rivier langs Nijmegen brak? Daar is er kortgeleden een gevonden. Een flint. Het zegt niet veel. Eén vis is géén vis.
Maar ga kijken op de pier van Hoek van Holland waar altijd hengelaars te vinden zijn. Ik was er even en stond paf. Beet had er een. Een flint. Zeldzame vis? Binnen twintig minuten vingen een paar hengelaars meer dan dertig flinten.
Weet je wat het is met de natuur; die is ongehoorzaam. De natuur doet niet wat de mensen zeggen. Je hoeft alleen maar te tellen en je ziet dat wat de mensen zeggen, de lui met verstand van de natuur, dat dat alsmaar niet klopt.