Wintervlinders houden van gezelligheid. Als ze licht zien branden komen ze er op af en vlijen zich tegen het raam. Kleine bruin/witte vlindertjes zijn het die als je niet uitkijkt achter je aan naar binnen fladderen. Het is een hele algemene soort die je overal in je omgeving kunt tegenkomen. Het begin en het eind van de vliegtijd van de kleine wintervlinder hangt af van de weersomstandigheden. Tijdens zachte winters vliegen ze soms nog tot half januari door.
Geen vleugels
Deze nachtvlinder gaat pas goed vliegen als het even koud is geweest. Met een beetje geluk kun je als het donker is zowel de mannetjes als de vrouwtjes rustend op boomstammen bespieden. Vrouwtjes van de kleine wintervlinder (
Operophtera brumata
) hebben geen vleugels Ze zitten als pop onder een boom in de strooisellaag en in de grond. Als ze uit de pop komen kruipen ze over de stam naar boven toe. Op die stam zitten, als het goed is, de mannetjes al te wachten om met de vrouwtjes te paren.
Voedsel voor vogels
Na de paring zet het vrouwtje haar eitjes af in spleten van de bast en op takjes. In het voorjaar komen daar de rupsjes uit. De rupsen kunnen makkelijk een week zonder eten en laten zich verspreiden door de wind. Vervolgens beginnen ze te eten aan het jonge uitlopende blad. De rupsen zijn belangrijk voedsel voor veel vogels, vooral mezen. Je kunt de kleine wintervlinder overal vinden in de buurt van bomen. In sommige jaren gaat het om enorme aantallen. Dan worden er bomen met honderden vlinders gemeld. Maar dan is het al lang weer lente.