Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Weblog Siberië 2006, Bart Ebbinge (archief)

  •  
06-12-2007
  •  
leestijd 43 minuten
  •  
124 keer bekeken
  •  
vv_newsimg_119077.jpg
Ook in de zomer van 2006 volgt Vroege Vogels de belevenissen van een groep biologen die in Siberië de relatie onderzoekt tussen rotganzen, lemmingen, sneeuwuilen en poolvossen. Bart Ebbinge van onderzoeksinstituut Alterra schrijft een weblog. De afleveringen staan omgekeerd-chronologisch: d.w.z. de nieuwste eerst.
  • Interview  met Bart Ebbinge (5 juni)
  • Het eerste satelliettelefoongesprek (3 juli)
  • Het tweede satelliettelefoongesprek (24 juli)
  • Het derde satelliettelefoongesprek (14 augustus)
Interview  met Bart Ebbinge (5 juni)

Naar het Taimyr-schiereiland in Noord-Siberië (weblog 1)

Deze zomer gaat opnieuw een groot team van het Wageningse Instituut Alterra en het Russische Instituut voor Cultureel en Natuurlijk Erfgoed naar het hoge noorden van Siberië om te onderzoeken welke factoren het broedsucces van trekvogels zoals de Rotgans en vele steltlopersoorten bepalen. Dit wordt de tiende keer dat we daar heen gaan. “Weten jullie nu dan nog niet hoe het zit ?” is een vraag die ons vaak wordt gesteld. Ons antwoord daarop is dat we wel steeds meer beginnen te begrijpen hoe dat hoog-arctische ecosysteem werkt met lemmingen, poolvossen, Sneeuwuilen, Middelste jagers, Taimyrmeeuwen, ganzen en steltlopers, maar dat er ook steeds veranderingen optreden die voor ons nieuwe vragen opwerpen. Als gedreven onderzoekers proberen we te werken in de geest van Niko Tinbergen ( “Spieden en speuren in de vrije natuur”) en steeds meer te ontdekken, in de overtuiging dat de door ons vergaarde kennis uiteindelijk voor het natuurbeheer van belang zal blijken te zijn.
Ook vorig jaar hebben veel luisteraars van Vroege Vogels meebeleefd hoe het ineens op de toendra wemelde van de lemmingen, en er voor het eerst sinds de tachtiger jaren weer spectaculair goed gebroed werd door steltlopers en ganzen. Wij hebben het voorrecht te mogen werken in het Grote Arctische Reservaat op het Taimyrschiereiland, zo’n 1000 km ten Oosten van Nova Zembla. Daar broedt bijna de hele populatie van de Zwartbuikrotgans. De kleinste ganzensoort die in Nederland voorkomt, en die vooral in het voorjaar ons Waddengebied als ‘tankstation’ gebruikt voordat ze pas eind mei naar hun broedgebieden wegtrekken. Terwijl de jonge spreeuwen hier in Nederland al uitgevlogen zijn, en krijsend hun ouders om voedsel smeken, terwijl de Eidereenden al met hun kuikens rondzwemmen, moet het voor de arctische broedvogels nog helemaal beginnen. Met nog een lange reis van zo’n 5000 km naar hun broedgebied op het Taimyrschiereiland voor de boeg.
In 1999 hebben we 8 rotganzen op Terschelling met satellietzenders uitgerust en konden zo precies volgen  hoe ze naar het Taimyr-schiereiland trokken. De gans die we naar Andrew StJoseph hadden vernoemd (lichtroze lijn) trok precies naar het gebied waar wij ook heen gaan: de Pyasina delta. Eerst trekken ze vrijwel rechtstreeks naar de Witte Zee, en daarna scharrelen ze langs de Russische noordkust en komen pas rond 10 juni op Taimyr aan.
Jan Ellens zag op 23 mei nog zo’n 2600 rotganzen wegtrekken bij het Amelander Gat op Terschelling. Naar het Noordoosten, de Noordzee op. Terschelling, waar dit voorjaar zo’n 15.000 rotganzen hebben gepleisterd, was toen vrijwel zonder rotganzen. De eersten waren op 19 en 20 mei vertrokken. Op 17 mei hadden Gerard Muskens, Fred Cottaar, Harry Horn en Jan Ellens nog 39 rotganzen gevangen en geringd in de Terschellinger polder. Precies op tijd om het vertrekgewicht vast te stellen.
Maandag 29 mei vertrekken we zelf met een groep van 7 kwartiermakers naar Moskou, en hopen de rotganzen in te halen. Het plan is dat we samen met twee Russische collega’s op 1 juni ons basiskamp bij Mys Vostochny bereiken, en vandaar de lezers van dit weblog regelmatig op de hoogte zullen houden wat er dit jaar gaat gebeuren.  Na de lemmingpiek van vorig jaar zou dit een jaar met heel veel predatoren: Sneeuwuilen, poolvossen, en voor ons een nieuwkomer: de dwergwezel moeten worden. Wat gaan die doen als de lemmingenstand ineenstort? Stort die lemmingenstand wel zo plotseling in? Welk effect heeft de globale opwarming in de poolstreken? Komen de rotganzen die we vorig jaar met kleurringen hebben geringd, naar dezelfde plaatsen terug?
Kortom meer dan genoeg vragen om naar een spannend seizoen uit te zien.
Wageningen, 26 mei 2006
Bart Ebbinge, expeditieleider en werkzaam bij het Centrum voor Ecosystemen, Alterra Wageningen

Mys Vostochny, 3 Juni 2006

Een indrukwekkende, verblindend witte sneeuwwereld omringt ons. Het is +1, bij een zwakke zuidenwind. De toendra is nog voor 99 % met sneeuw bedekt. De baai is nog helemaal met ijs bedekt, en vormt met het land één geheel. Van de wintergasten zien we een nog in dikke wintervacht gehulde poolvos, wit met koolzwarte ogen en een zwarte neus, en enkele sneeuwhoenders. Sneeuwuilen hebben we nog niet gezien, terwijl er vorig jaar toch veel Sneeuwuilen zijn geboren.
Onze hutten hebben we toegankelijk gemaakt door grote hoeveelheden sneeuw weg te scheppen, en de kachels branden nu om de hutjes droog te stoken. De eerste trekvogels zijn al weer terug: enkele Taimyrmeeuwen, kleine groepjes sneeuwgorzen, en een enkele ruigpootbuizerd, Ook een groepje van 5 kolganzen. We zijn hier gisteren afgezet door twee grote MI-8 helikopters met al onze voorraden om hier tot half augustus op de toendra te verblijven. De eerste ploeg van kwartiermakers bestaat uit 9 personen: Igor Popov, Yakov Kokorev, Wim Tijsen, Doortje Dallmeijer, Laura Kooistra, Jacques de Raad, Peter Schütz, Kees van ’t Hoff en ikzelf. Alleen Yakov, Igor en ik zullen de hele periode blijven. De anderen worden na een maand afgelost.
Zoals gewoonlijk had de tocht hierheen de nodige voeten in de aarde. Via Moskou zijn we naar Norilsk gevlogen, een mijnbouwstad in Centraal Siberië op 69 graden NB. Daar worden gigantische hoeveelheden ertsen gedolven en staan grote smelterijen te roken. Nikkel, koper, steenkool, en nog veel andere bijzondere metalen. Daar dienden we met de directie van het Grote Arctische Reservaat te overleggen over de laatste hand aan de nodige vergunningen. Binnen dit reservaat ligt ons onderzoekgebied, de Pyasina-delta. Om in die delta te kunnen werken, moesten we geregistreerd worden bij de lokale overheid in Dikson, en de reservaatdirectie zou ons daarbij helpen. De directeur van het reservaat dook onverwacht al in Moskou op, zodat we daar met hem al de nodige zaken konden voorbespreken.
Dikson ligt ruim 500 km ten NW van Norilsk, en ruim 200 km ten W van de Pyasina-delta. De reservaatdirectie zetelt in Dudinka, dat 80 km ten westen van Norilsk aan de Yenissei ligt. Tussen Norilsk en Dudinka is een weg aangelegd, zodat je met een taxi Dudinka kunt bereiken. Verder zijn deze onderling met elkaar verbonden steden vanuit de buitenwereld alleen per vliegtuig of per schip te bereiken. Bovendien had één van onze deelnemers, Igor, bij vergissing nog geen vergunning gekregen van de grenspolitie. Dat moest ook in Dudinka geregeld worden. Vorig jaar waren we pas achteraf geregistreerd in Dikson, omdat de helikopter vanuit Norilsk ons linea recta naar de Pyasina delta had gebracht. Dat gaf toen veel problemen. Daarom moesten we dit jaar eerst naar Dikson vliegen, daar geregistreerd worden, en dan pas door naar ons kamp in de Pyasina delta.
Probleem was echter dat de dienst, die ons in Dikson zou moeten registreren dit jaar opgeheven is. Dus moest er iets in Dudinka geregeld worden. Dat bleek toch ook weer problemen op te leveren. De juriste van het Grote Arctische Reservaat wilde al onze immigratiekaarten vast houden, maar hoe kregen we die dan weer terug als we Rusland wilden verlaten? Na het nodige getelefoneer, leek de beste oplossing dat we ons in een hotel in Dikson zouden laten registeren. Daar is nog één werkend hotel, en een in Dikson gestationeerde medewerker van het Grote Arctische Reservaat zou ons daarbij helpen. We kregen onze immigratiekaarten weer terug. Igor kreeg bovendien in Dudinka zijn permit van de grenspolitie.
Klaar voor vertrek togen we donderdag 1 juni naar het helikoptervliegveld, maar toen we daar met een vrachtwagen vol expeditiespullen waren, bleek het weer in Dikson te slecht te zijn. De helikopters kregen geen toestemming om te vliegen. Alles weer teruggebracht naar de veilige opslagruimte in het Landbouwkundige Instituut voor Onderzoek in Extreem Noordelijke Gebieden, waar Yakov Kokorev werkt.
Vrijdag was het weer nog steeds zwaar bewolkt, maar nu goed genoeg. Om kwart voor twaalf vlogen we naar Dikson. Het hotel daar had waarschijnlijk al jaren geen gasten meer gehad, en in het flatje van de directrice kregen we voor elke deelnemer een verklaring dat een nacht in dat hotel was doorgebracht. Bovendien controleerde een vriendelijke man van de grenspolitie onze paspoorten en overige documenten, en schreef al onze namen op. Samenvattend had nu iedere deelnemer 2 uitnodigingen ontvangen, één van het organiserende instituut uit Moskou op grond waarvan we onze visa voor Rusland hadden gekregen, en ook nog één van de directie van het Grote Arctische Reservaat. Bovendien had iedereen een speciale pas van de grenspolitie, een immigratiekaart voor Rusland met stempel van een hotel in Moskou, een document voor een fictieve overnachting in Dikson, dus dat leek toch wel voldoende. Na bijtanken op het vliegveld van Dikson vlogen de helikopters dan ook verder en zetten ons op vrijdag 2 juni om 17.30 plaatselijke tijd bij ons kamp in de Pyasina Delta af. Vijf dagen reizen vanaf Schiphol, hemelsbreed een afstand van ongeveer 4500 km.
We zijn hier nu in ieder geval op tijd om de rotganzen die tussen 19 en 23 mei uit het Waddengebied zijn vertrokken, te zien aankomen. Zij helemaal zonder papieren !
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Wim Tijsen, Doortje Dallmeijer, Laura Kooistra, Jacques de Raad, Peter Schütz, en Kees van ’t Hoff

Mys Vostochny, 9 Juni 2006

De afgelopen week hebben we ons kamp steeds meer op orde gebracht. Onder leiding van Doortje zijn alle voedselvoorraden keurig opgestapeld in één van de baloks. Kees heeft de zonnepanelen en windmolen geïnstalleerd. Essentieel voor de stroomvoorziening van onze laptops en de satellietverbinding. Igor en Yasha hebben met de motorzaag hout voor onze kachels gezaagd en gekloofd. De als wigwams opgebouwde houtstapels staken mooi boven de sneeuw uit. Bereikbaar voor de zaag.
Wat vogels betreft zijn er steeds meer spelers op het toendratoneel verschenen. Moesten we het op 3 juni nog met 4 verschillende vogelsoorten doen, nu is het aantal verschillende soorten al gestegen tot 23. Op een sneeuwvrij stukje toendra baltst een Krombekstrandloper. De Sneeuwgors zingt op de rand van de keukenbalok zijn liedje. Middelste Jagers met prachtig gedraaide staartpennen zien we nu regelmatig in groepjes langs vliegen, en zelfs een enkele duiker (waarschijnlijk Roodkeelduikers) vliegt rond. Vergeefs op zoek naar open water. Maar dat is nog nergens te vinden. Koning winter geeft zich niet zo maar gewonnen, en de temperatuur schommelt nog steeds rond het vriespunt. Enkele graden er onder, en vandaag ook weer even twee graden boven nul.
Op woensdag blies er een straffe noordenwind. Door de stuivende sneeuw konden we weinig zien. Behalve een groepje van 9 rendieren dat rondom ons basiskamp trok.
Donderdag, 8 juni, is het weer een stuk beter. Maar door de stuivende sneeuw van de dag daarvoor was de sneeuwbedekking wel weer toegenomen van 94 % tot 96 %. Het waait uit westelijke richting. Om 5 uur plaatselijke tijd (het is dan 11 uur ’s morgens in Nederland) ontdekt Wim een groepje rotganzen. De eerste. Tegen de witbevroren baai steken ze prachtig af. Kort daarvoor had Jacques net een Sneeuwuil ontdekt. Voor het eerst zagen we er eentje zitten op een rotspartij ten noorden van ons kamp: een mannetje. Vlakbij de plek waar vorig jaar een paartje Sneeuwuilen gebroed had.
Een volgend groepje rotganzen trok vlak achter deze rots over de Pyasinabaai naar het noorden. Ineens zag Jacques dat de uil er naartoe vloog en op de groep rotganzen dook. Snel maakten de rotganzen een ontwijkende manoeuvre. Eén rotgans raakte los van de groep, werd door de uil achtervolgd, maar wist te ontkomen. Een spectaculaire waarneming. Ik wist wel dat Sneeuwuilen broedende ganzen en eidereenden konden vangen, maar dat ze ook probeerden volwassen rotganzen in de vlucht te pakken, was nieuw voor me.
Van lemmingen hebben we nog steeds niets gezien, dus de uil zal wel hongerig zijn geweest. Dit kan ook verklaren waarom we in de jaren 1992 en 1995, na een goed lemmingjaar, de rotganzen in opvallend grote groepen zagen trekken. In andere jaren kwamen ze meer in veel kleinere groepjes binnen. Als ze regelmatig onderweg door Sneeuwuilen worden aangevallen, zou dat wel eens de reden kunnen zijn dat ze in dergelijke jaren in grotere groepen worden samengedreven. Dan zijn er immers extra veel Sneeuwuilen, die nog honger hebben ook omdat de lemmingstand juist is ingestort.
Zo levert elke waarneming weer een nieuw stukje van de puzzel op. Dit jaar zullen we opnieuw de groepsgrootte van de trekkende rotganzen gaan vaststellen, zodat we kunnen vaststellen of 2006 inderdaad op 1992 en 1995 lijkt.
Peter en Wim meten vandaag de sneeuwbedekking. Die blijkt nu net onder de 90 % te zijn gekomen. Het gaat toch echt lente worden.
Vandaag zijn bovendien Kees, Doortje, Laura en Jacques weer over het ijs naar het Grote Vogeleiland geweest. Maandag is daar een eerste ploeg heen geweest, bestaande uit Yasha, Bart, Wim, Kees en Peter. Het Behouden Huys II stond er nog prima bij, en heeft zijn zestiende Siberische winter dus goed doorstaan. Yasha en ik hebben toen een schuiltent geplaatst op de toren die we daar vorig jaar van aangespoeld hout hebben opgebouwd. Kunnen we straks de rotganzen nog beter observeren. Op het ijs lag maandag een dik pak sneeuw, waarin je zonder sneeuwschoenen tot je liezen in wegzakte. Maar met sneeuwschoenen was de tocht toen goed te doen. Vandaag is dat anders, omdat door het smelten de sneeuw minder goed draagt, en er nu onder de sneeuw een laag water is komen te staan, boven op het ijs. Een heel geploeter….in anderhalf uur leggen ze de 4 kilometer af.
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Wim Tijsen, Doortje Dallmeijer, Laura Kooistra, Jacques de Raad, Peter Schütz, en Kees van ’t Hoff

Mys Vostochny, 16 Juni 2006

De temperaturen zijn nog steeds niet echt hoog. Op 13 Juni een topdag met + 9 graden, maar vandaag komt de maximumtemperatuur niet hoger dan 2. Toch smelt de sneeuw gestaag, en is nu al ruim 70 % van de toendra sneeuwvrij. De eerst hoge concentraties steltlopers op enkele sneeuwvrije plekken, verdunnen zich nu er veel meer toendra beschikbaar komt.
Laura en Jacques zijn zeer gedreven vogelaars en nemen het voortouw bij de vogeltrekwaarnemingen. De afgelopen twee weken is er gedurende 92 uur continu waargenomen. In die uren bleek de Rotgans met 2236 stuks de talrijkste doortrekker, met 10 juni als topdag. De Kolgans eiste met 1407 exemplaren de tweede plaats op, gevolgd door een sterke derde positie voor de schitterende Middelste Jager met 702 stuks. Van de steltlopers waren de Krombekstrandloper (223) en Kleine Strandloper (207) de meest voorkomende soorten, maar ook Zilver- en Goudplevieren, een enkele Morinelplevier, Bontbekpleviertjes en Bonte Strandlopers worden regelmatig gezien. Het aantal verschillende vogelsoorten is nu gestegen tot 40.
Door de telescoop meende Wim laatst vanaf het kamp een Sneeuwuil te zien zitten. Ver weg op het ijs. Het was op dezelfde plaats waar laatst een Sneeuwuil een voorbijvliegende Rotgans probeerde te verschalken. “Ik zag duidelijk zijn kop bewegen”. Door de luchtrillingen en het feit dat die uil verder urenlang onbeweeglijk op dezelfde plaats op iets zwarts op het besneeuwde ijs bleef zitten, besloten we uiteindelijk dat het waarschijnlijk toch een stuk hout was dat daar uit het ijs omhoog stak.
Op veel plaatsen zie je hier boomstammen vastgevroren in het ijs. “Je kan wel merken dat het nu echt hard dooit”, zei Wim een paar uur later,  “Naast die boomstam zijn nu ook al twee andere boomstammen te zien”. Ik kijken door de telescoop: “Nee, die twee boomstammen ernaast zijn meeuwen, die op het ijs zitten.” Even later vloog de Sneeuwuilboomstam eventjes op en ging weer zitten. Dus toch een echte Sneeuwuil…
De volgende dag zat de uil er nog en gingen Laura en ik over het ijs er naar toe. De uil en de meeuwen om hem heen vlogen weg, en we vonden een tot op het bot afgekloven skelet van een vrouwtje Koningseider. Vast en zeker door de uil zelf geslagen. Door er dagenlang bovenop te blijven zitten, schermde de uil zijn buit tegen de meeuwen af.
Op het Grote Vogeleiland hebben we ook een aantal dagen waargenomen. Ondanks de lage temperaturen ‘doen’ de vogels ‘het’ volop. We zien parende Zilverplevieren, meeuwen doen hun best, en ook Rotganzen zien we regelmatig met zijn tweeën een plasje water in gaan. Beurtelings steken ze dan de koppen onder water, dan paren ze en nemen vervolgens een uitgebreid bad.
Toch is het eiland nog lang niet zo vol met meeuwen en Rotganzen als in andere jaren. Er is nu zelfs ruimte voor groepjes ‘hangjongeren’. Jonge Rotganzen die vorig jaar geboren zijn, en nu in kleine groepjes op het eiland verblijven, en af en toe door een volwassen Rotgansmannetje weggejaagd worden. In andere jaren was het eiland helemaal gevuld met territoria en werden dergelijke groepjes jongen van het ene naar het andere territorium verjaagd, en verlieten dan steevast snel het eiland. De aanwezige volwassen Rotgansvrouwtjes zien we regelmatig kuiltjes draaien, en op 14 juni lijken er zelfs een paar al een vaste plek gekozen te hebben en wellicht al een eerste ei gelegd te hebben. Vanuit de observatietoren en vanaf het Behouden Huys II is dat goed te zien, maar om niets te verstoren gaan we voorlopig nog niet bij die nesten kijken.
Tussen de ganzen zien we diverse geringde vogels, 14 in totaal. De meesten hebben we hier ter plekke in de afgelopen jaren geringd, maar eentje (wit K-rood T) is door ons op 17 mei 1989 op Terschelling geringd. Toen hebben we haar genoteerd als jong mannetje dat in het topjaar 1988 geboren was. Kennelijk een vergissing. Nu blijkt het overduidelijk een vrouwtje te zijn, hoewel ze bijna net zo groot is als haar ongeringde mannetje. Die houdt andere Rotganzen voor haar op afstand. Ze ziet er goed doorvoed en zwaar uit, een echte Rubens-vrouw zou Rudi Drent zeggen. Over een maand wordt ze 16 jaar oud.
Ineens ontdekt Wim iets wits en opgerolds op de rand van het Grote Vogeleiland: “Volgens mij is het een poolvos.” En jawel hoor, terwijl op vrij korte afstand enkele paartjes Rotganzen en een paartje Roodhalsganzen lopen te grazen, ligt daar gewoon een poolvos te slapen. Geen van de vogels lijkt zich er iets van aan te trekken. Uren later staat de vos op en verdwijnt achter de rand van het eiland. Alleen twee paartjes meeuwen duiken even op de vos, maar dan is hij verdwenen. Een half uur later ontdek ik ten westen van het eiland op enkele honderden meters afstand op een nog droog stuk ijs ineens een poolvos. Waarschijnlijk dezelfde. Hij rolt zich op en gaat lekker slapen.
De volgende dag is er geen spoor meer van een vos te bekennen. Als die vos terugkeert naar het eiland kunnen alle broedvogels het wel vergeten. Dat wordt echter steeds onwaarschijnlijker, omdat er steeds meer water op het ijs komt te staan. Vanaf het grote buureiland Farwaternie horen we het smeltwater bruisend vanuit diverse beekjes de met ijs bedekte baai op stromen. Deze ondiepe baai is op de meeste plaatsen tot op de bodem bevroren, en het smeltwater zoekt zich een weg tussen de woeste ijs- en sneeuwformaties. Kistwerken en andere barrières laten het smeltwater niet snel weg.
Wim en ik willen zouden afgelost worden door een andere ploeg waarnemers, maar de steeds veranderende situatie op het ijs maakt de overtocht niet eenvoudig. We besluiten eerst maar eens te proberen over te steken naar het basiskamp, en dan te zien of het verantwoord is, een tweede ploeg naar het eiland te laten gaan. Yasha adviseert ons vooral een route door het water over het ijs te kiezen. Dat loopt veel gemakkelijker dan dat geploeter door de sneeuw heen, en het ijs moet nog steeds dik genoeg zijn. Met onze lieslaarzen en daaronder sneeuwschoenen met stalen profiel tegen het wegglijden gaan we op pad.
Rugzakken op, een stok in de hand, en het Pulka-sleetje achter me aan. Het is een prachtige avond met de zon aan de noorderhemel, en er staat geen wind. Het water blijkt echter veel hoger op het ijs te staan, dan ik had gedacht. Regelmatig steekt de bovenrand van onze lieslaarzen nog maar 10 centimeter boven het water uit. Op het koude water vormen zich nieuwe ijsnaalden. Ik heb langere benen dan Wim, en waad daardoor iets sneller, zodat ik regelmatig even op hem wacht. Bij elkaar blijven is nu echt noodzakelijk. Onze lieslaarzen zijn gelukkig wel even hoog. Na ongeveer een kilometer waden, zijn we een besneeuwde ijsrand tot op 40 meter genaderd, en verheugen ons er al op dat we nu even niet hoeven op te letten dat we niet uitglijden en nat worden. Tegelijkertijd zie ik echter dat het water hier ook beweegt en naar de ijsrand voor ons toestroomt, en daaronder verdwijnt. Linke soep.
Dat stromende water holt ook het ijs van boven uit. Hoewel we nu vlak bij die ijsrand zijn, wordt het ineens dieper. De stok geeft aan dat het te diep is voor onze lieslaarzen. Dan maar een omtrekkende beweging maken. Een eind verderop kunnen we wel op het ijs komen, en vinden we een plaats om over het daar onder het ijs stromende water heen te komen. Dan volgt een stuk stevig ijs dat goed te belopen is. Voor de kust bij het basiskamp moeten we weer een brede waterpartij door, maar daar stroomt het gelukkig niet.
Over de 4 kilometer doen we uiteindelijk 3 uur. Vanaf het basiskamp hebben ze onze tocht door de telescoop gevolgd. De vissoep en wodka smaken erg goed. Het Grote Vogeleiland lijkt met al dit water voor de rest van dit broedseizoen goed beschermd tegen poolvossen.
 
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Wim Tijsen, Doortje Dallmeijer, Laura Kooistra, Jacques de Raad, Peter Schütz, en Kees van ’t Hoff

Mys Vostochny, 23 Juni 2006

Dit voorjaar is er hier niet veel te merken van opwarming van het klimaat. Het is vandaag +1 graad Celsius bij een matige NNW-wind. Dat voelt erg koud. Gisteren viel er zelfs een klein beetje nieuwe sneeuw. De afgelopen drie weken schommelde de temperatuur hier meestal tussen het vriespunt en +2, met als enige uitzonderingen 14 juni (een maximum van +10) en 20 juni (+6 maximaal).
Het aangespoelde hout dat door Yasha en Igor tot kachelhout is verzaagd en gekloofd warmt ons dagelijks op na het veldwerk. De sneeuw verdwijnt zelfs bij deze lage temperatuur zeer gestaag. Nog maar 12 % van de toendra is nu met sneeuw bedekt. Langs en op het kiezelstrand ligt nog steeds veel ijs. Nu veel sneeuw is weggesmolten, wordt langzamerhand steeds duidelijker hoe zwaar de storm is geweest die hier in de herfst heeft gewoed. Sasha Beleshov van het Grote Arctische Reservaat had in april met zijn sneeuwscooter vanuit Dikson ons kamp bezocht en al gemeld dat ons WC-hokje was omvergeworpen. Het stond daar al vanaf 1992, 14 jaar lang. Ook één van de twee hutjes op het strand (een zgn. koeng, een opbouw voor achterop een legervrachtwagen) was iets verschoven. Sasha kon onze aluminium boten helemaal niet vinden.
Eind september 2005, toen het ijs al 20 cm dik was, heeft het verschrikkelijk gestormd. Zo hard dat het ijs gebroken is, en het door de storm opgestuwde water al die ijsschotsen tot woeste bergen heeft opgekruid. Nu steken er overal uit het ijs boomstammen omhoog, Vastgevroren tussen die schotsen.
Onze bootjes, die we hoog op het strand hadden getrokken, blijken er gelukkig nog wel te zijn, maar zijn door dit natuurgeweld op een andere plek terecht gekomen. Nu nog steeds vastgevroren in het ijs. Ze lijken het echter goed overleefd te hebben. Omdat we niet zeker wisten of de bootjes er nog wel waren, was onze technische man Kees met een ongelofelijke inzet begonnen aan het repareren van een andere Russische aluminium-boot. Die lag al een paar jaar als een sardineblikje half opengereten, naast een van de balki (hutten). Niemand wist hoe dat zo gekomen was. Waarschijnlijk is die boot bij een poging om hem ‘s winters met een staalkabel met ongepast geweld los te scheuren, bijna over de gehele lengte gespleten, en lag hier voor oud vuil in ons kamp. De door Kees meegenomen strippen aluminium, de op 24 Volt oplaadbare accuboor, vele popnagels en het doorzettingsvermogen van Kees, hebben de geradbraakte boot weer omgesmeed tot wat het vlaggenschip van onze vloot gaat worden. Morgen, 24 juni, zal de officiële tewaterlating plaatsvinden van deze Karin B.
Op 20 juni hebben Yasha en ik Laura en Jacques naar het Grote Vogeleiland gebracht. Ditmaal een voorspoedige tocht over het ijs. Het meeste water was van het ijs weggelopen, en de door ons op een sleetje meegenomen rubberboot bracht Jacques en Laura over het enkele tientallen meters brede water dat het eilandje omringde. Via de portofoon hebben we regelmatig contact met ze. “Als jullie ons volgende week niet van het eiland af kunnen halen, vinden we het helemaal niet erg om hier nog langer te blijven”, riep Jacques nog naar ons toen zij met de rubberboot van de ijsrand naar het eiland toe peddelden.
De volgende dag bezochten Yasha, Wim, Peter, Doortje en ik de Wysokaya (‘de Hoge berg’). Hemelsbreed zo’n 5 km van ons kamp, en met zijn 57 meter hier het hoogste punt in de omgeving. Onze route er naartoe is 8 km. We controleren de 10 poolvossenburchten, die rondom deze berg liggen. Slechts bij één ontdekken we verse graafsporen van een vos. De holen zelf zijn helemaal gevuld met ijs. Kennelijk is er in de loop van de lange winter een dooiperiode geweest en is de toen gesmolten sneeuw weer bevroren, zodat deze holen voorlopig ontoegankelijk zijn. Levende poolvossen hebben we al dagenlang niet meer gezien. Boven op de rug naar deze bergtop toe, ontdek ik verse sporen van een wolf. Iets verderop vinden we de spaarzame resten van een poolvos: alleen de boven- en onderkaak en de pluizige staart liggen er nog. Zou die wolf dat op zijn geweten hebben? Volgens Yasha is dat goed mogelijk. Het lijkt hem echter niet waarschijnlijk dat een wolf een gezonde poolvos te pakken krijgt. Maar bij een zieke of verzwakte poolvos zou het zeker kunnen.
Hier zien we de eerste bloemen bloeien: paarse steenbreek (Saxifraga oppositifolia) en een gele bloem met zwaar behaarde blaadjes, Novosieversia glacialis. Op de dag dat de zon het hoogst aan de hemel staat. De term langste dag is hier niet van toepassing, omdat de zon hier tussen 1 mei en 11 augustus niet ondergaat. De toendra op de heuvelrug is zo kaal dat bontbekpleviertjes hier een geschikte broedplaats vinden. Verder broeden die eigenlijk alleen op de kiezelstranden. In het topjaar 2005 broedden hier wel 50 paar Bontbekplevieren. Nu zien we niet meer dan 5 paar.
Op de terugweg vinden we op de meer begroeide toendra wel de nodige nesten. Van Kleine Strandlopers, van een Bonte Strandloper, een IJsgors, enkele Strandleeuweriken, een Aziatische Goudplevier, en een Zilverplevier. Zal het ze lukken hun eieren uit te broeden? Ook komen er nog steeds nieuwe steltlopersoorten bij, zoals de Kemphaan, Rosse franjepoten en Grauwe franjepoten.
Sneeuwuilen zien we vandaag helemaal niet en ook geen enkele Ruigpootbuizerd. Ook vliegt er nog maar een enkele Middelste Jager boven de toendra, vergeefs op zoek naar lemmingen. Waar zijn die lemmingen gebleven? Vorig jaar krioelde het er nog van. Bij het smelten van de sneeuw vinden we hier en daar nog wel een dode lemming. Taimyrmeeuwen zoeken systematisch de randen van smeltende sneeuw af en eten zo nu en dan zo’n lemming uit de diepvries. Igor ontdekt dat op veel plaatsen een ijslaag onder het sneeuwdek ligt, en vermoedt dat dat de lemmingen wel eens de das om kan hebben gedaan. Toch een dooiperiode in de lange winter waarna de gesmolten sneeuw tot een keiharde laag is gevroren. Een ineenstorting van zo’n hoge lemmingstand was natuurlijk wel te verwachten, maar dat er geen enkele levende lemming meer te zien zou zijn, hadden we niet verwacht.
Boven de toendra zwerven regelmatig Taimyrmeeuwen rond. Steltlopers zoals Zilverplevieren en Steenlopers vallen deze meeuwen fel aan. We vinden enkele door meeuwen of door een Middelste jager geplunderde nesten van Strandleeuweriken. Het wordt dan ook nog spannend hoe het broedseizoen precies zal gaan verlopen. Veel echte rovers lijken echter nu al weer vertrokken te zijn, maar er ook lijken veel minder steltlopers te zijn die überhaupt een poging wagen. Wat doet zovelen besluiten niet eens een poging te wagen?
Ook op het Grote Vogeleiland zijn nog maar weinig Rotganzen die echt zijn gaan broeden. Jacques meldt dat er nu 20 paar Rotganzen echt een nest lijken te hebben. Aan de voet van de waarnemingstoren ligt ook een meeuwennest waar gisteren (22 juni) 2 eieren in lagen. Dus ook de meeuwen zijn nu aan het leggen begonnen, ondanks de voedselschaarste voor hen. Vorig jaar vonden we het eerste ei van meeuwen al op 11 juni, dus 10 dagen eerder. Toen hadden de meeuwen echter volop lemmingen te eten. Laura leest ook nog een ringcode af van een Taimyrmeeuw, die daar in 1995 door Fred Cottaar en Dorit Liebers is geringd. Een mooi voorbeeld van plaatstrouw. Ook één van de meeuwen die Raymond Klaassen vorig jaar op het Grote Vogeleiland heeft geringd met kleurringen, is af en toe weer terug, en roofde daar zelfs een ei van een Zilverplevier.
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Wim Tijsen, Doortje Dallmeijer, Laura Kooistra, Jacques de Raad, Peter Schütz, en Kees van ’t Hofffotootjes erbij.

Mys Vostochny, 2 Juli 2006

De afgelopen tien dagen is er veel gebeurd. Allereerst de tewaterlating van de herboren Karin B. op zaterdag 24 juni. Op diezelfde dag kon ze meteen al ingezet worden om Jacques en Laura weer op te halen van het Grote Vogeleiland. Die inzet was nodig om het inmiddels ca. 30 meter brede ‘kanaal’ over te steken naar de rand van het ijsveld dat nog steeds bijna tot aan het Grote Vogeleiland de Lidia baai bedekt. Over dit ijsveld moet je 3 km lopen. Om dan vanaf het ijs op het eiland zelf te komen moet opnieuw een stuk water overgestoken worden. Als een soort slotgracht beveiligt dit water het eiland. Om die slotgracht over te steken, gebruiken we de opblaasbare rubberboot die we op een Pulkasleetje over het ijs mee kunnen nemen.
Terwijl Yasha, Kees en Peter over het ijs in de richting van het eiland lopen, maken Jacques en Laura zich klaar om met die rubberboot de ‘slotgracht’ over te steken. Vandaar gidst de ervaren Yasha hen dan weer over het ijs terug naar het basiskamp.
Tijdens hun verblijf van 20-24 juni hebben Jacques en Laura 9 verschillende geringde rotganzen op het eiland gezien. Op één na allemaal andere vogels dan de 14 die Wim en ik een week eerder daar hadden gezien. Waar zijn die overige 13 dan gebleven ?
Naar schatting zijn er nu 35-40 paar Rotganzen die op het eiland broeden, of nog van plan zijn daar te gaan broeden. Vorig jaar broeden hier 60 paar. Daarnaast zijn er meer Roodhalsganzen dan vorig jaar. Maar liefst 13 verschillende Roodhalsganzen lopen over het eiland rond. Ze maken veel kabaal en jagen veel achter elkaar aan. De meesten zijn gepaard, maar nog geen een lijkt echt een nest te hebben. De aantallen meeuwen zijn beduidend lager dan vorig jaar.
Na de terugkeer van Laura en Jacques steekt er op zondagavond een harde wind op uit ZZW, die later naar het westen ruimt. Tot windkracht 7-8 met uitschieters tot ruim 22 m/sec (windkracht 9).
Door de telescoop zien we de volgende dag vanaf ons basiskamp dat de schuiltent boven op het dak van het Behouden Huys helemaal verschoven is, maar nog wel heel lijkt. De schuiltent op de toren staat nog helemaal recht. Zodra de kans zich voordoet, moeten we weer naar het eiland om in ieder geval die schuiltent beter vast te zetten. Gezien de steeds veranderende situatie met het ijs, wachten we eerst een paar dagen af. Misschien kunnen we er straks gewoon heen varen. Om het ijs heen.
De kou verlaat ons echter nog steeds niet.
Op de toendra van het vaste land vinden we ondanks de lage temperaturen heel wat nesten. Nu al ruim 70, waarvan de meesten van de Kleine Strandloper. Zoals altijd is dit kleine vogeltje (nog kleiner dan een Sneeuwgors) hier de meest algemene steltlopersoort. Daarnaast zijn er opvallend veel rosse franjepoten dit jaar. Ook het aantal nesten van ijsgorzen dat we vinden ligt veel hoger dan vorig jaar. Vlak bij onze keukenbalok blijkt een sneeuwhoen een nest met 9 eieren te hebben. Door haar perfecte schutkleur had niemand haar tot nu toe ontdekt.
Morinelplevieren zijn niet meer te horen. Broeden ze stilletjes nu hier, of zijn ze doorgetrokken?
Woensdagavond (28 juni)  is het wachten op de helikopter, die de mensen van de tweede ploeg komt brengen: Bas, Onno, Sim, Maud, Laurent, Alla, Vasily en Sasha. Via de satelliettelefoon komen we er achter dat ze om 12.00 uur zijn vertrokken uit Valek bij Norilsk richting Dikson.
Als alles vlot verloopt, kunnen ze hier tegen 18.00 uur zijn. ’s Avonds om 21.00 uur nog steeds geen helikopter.
Hebben ze wellicht de 4 mensen van de staf van het Grote Arctische Reservaat, die ook mee mochten met deze helikoptervlucht eerst nog afgezet bij hun basiskamp aan de Chutudabiga-rivier?
Het antwoord komt snel als Igor ineens een helikopter hoort die uit het Noorden komt. Uit de richting van de Chutudabiga-rivier. Veilig landt de helikopter op ons inmiddels sneeuwvrije kiezelstrand. Op weg naar Dikson hebben ze ook nog langs de Jennisei twee uur aan de grond gestaan, omdat het vliegveld van Dikson in dichte mist was gehuld.
De piloten blijven hier een nachtje vissen, en zullen de volgende dag om 13.00 uur met de meeste kwartiermakers weer naar de bewoonde wereld vertrekken. Yasha heeft al enkele keren tientallen prachtige verse vissen met zijn net weten te vangen: vooral omoel, maar ook moeksoen, tsjir en tsiek. Allemaal zalmachtigen met wit vlees. We eten sagoedai: rauwe vis met uitjes. Overheerlijk.
Donderdag na het vertrek van de helikopter werken we de nieuwkomers in. Omdat het ijs nog steeds niet verdwijnt, besluiten we om toch nog maar weer over het ijs naar het Grote Vogeleiland te gaan. Om de stand van zaken op te nemen, en in ieder geval de schuiltent boven op het Behouden Huys II recht te zetten en stevig te verankeren. Samen met Vasily (Vasja) en Onno steek ik over. Yasha is nog aan het bijkomen van de zware nacht vissen en drinken met de helikopterpiloten en daarom roeit Bas ons even over met de Karin B. naar het ijs. Dit blijkt nog verassend sterk te zijn, maar er zijn wel enkele plekken waar we liever met een boog omheen lopen. Indrukwekkend is hoe op microschaal landschapvorming optreedt in dit ijslandschap. Het smeltende water vormt meanderende stroompjes in het ijs.
Op het eiland zien we enkele geplunderde nesten van Rotganzen. Zeer waarschijnlijk meeuwenwerk. Tijdens die storm hebben ze waarschijnlijk hun slag geslagen. Een vrouwtjesrotgans zit op een nest te broeden met haar mannetje wakend op slechts een meter afstand naast haar. Buiten het nest ligt een ganzenei. Drie meter verderop staat een meeuw geduldig af te wachten. Kennelijk is bij een eerdere poging tot eiroof een ei buiten het nest geraakt. Zolang een meeuw zo’n ei kan zien, blijft hij erg geïnteresseerd.
Op een klein eilandje naast het Grote Vogeleiland (Ostrov Bartoecha) controleren we voorzichtig alle nesten. Er blijken 5 nesten van Rotganzen met eieren te zijn, en één geplunderd Rotganzennest. De twee paar Roodhalsganzen die op dit eilandje rondliepen blijken geen nest te hebben. Ook zijn er 36 meeuwennesten met eieren op dit eiland. De meeste meeuwen hebben een volledig drielegsel, een enkeling een 1- of 2-legsel.
De gemiddelde legselgrootte bij de 5 Rotgansnesten is maximaal 4. Dat duidt al op aan meeuwen verloren eieren. Anders vinden we ook nesten met wel 6 eieren. Bij 3 van de 5 nesten vinden we bovendien sporen van eiroof: ganzendons dat aan de eieren vastgekleefd zit, door het plakkerige eistruif van een ander ei dat kapotgepikt is door een meeuw. In een nest zit zelfs nog een kapotte eischaal in het dons. Het wordt nog spannend of deze ganzen erin gaan slagen om dit jaar de hun resterende eieren met succes kunnen uitbroeden.
Vasja en Onno verankeren de schuiltent weer goed op het dak. Onno geniet van de prachtige Koningseidereenden die rond het eiland zwemmen.
Vanuit de toren lees ik nog de codes af op de kleurringen van 6 verschillende Rotganzen. Weer drie nieuwe, maar ook drie die al eerder hier waren gezien dit seizoen. Het feit dat vrijwel geen van die eerste 14 rotganzen die Wim en ik hier in het begin hebben afgelezen er nog lijken te zijn, kan ook betekenen dat veel Rotganzen de situatie op het eiland dit jaar als te gevaarlijk hebben ingeschat, met die erg hongerige meeuwen. Dat de meeuwen zo hongerig zijn, komt weer door de afwezigheid van lemmingen.
We zien ook steeds vrij grote groepen Rotganzen langs de kust trekken. Allemaal niet-broeders. Een belangrijk deel hiervan zijn ongetwijfeld de jongen (zo’n 40 %) die vorig jaar zijn geboren, en die nu nog niet geslachtsrijp zijn. Maar ik vermoed dat er ook heel wat volwassen Rotganzen dit jaar niet eens tot broeden zijn gekomen.
Zaterdag stookt Igor de banja weer op, en willen we weer graag terug naar het basiskamp. Met de telescoop bestudeer ik de ijssituatie goed, en besluit dat we het beste met een boog om een aantal er wat slecht eruitziende plekken heen kunnen lopen. Eerst peddelen we zo ver mogelijk naar het noorden langs het eiland, en gaan dan een soort baai in de ijsvlakte in. Met een ruime boog lopen we vervolgens terug over het ijs. Teruggekomen, zet Yasha ons met de Karin B. weer over ‘het kanaal’, en zegt dat ik precies de route heb genomen, die hij ook gevolgd zou zijn. “Wat wil je ook met zo’n leermeester als jij? “, antwoord ik hem. Hij is trots op zijn leerling.
In de banja hoor ik dat Laurent en Maud de eerste levende lemming hebben zien wegrennen, maar dat is dan ook de enige waarneming tot nu toe. In zijn vallen, heeft Igor tot nu toe nog geen enkele lemming gevangen.
Vandaag waait een stevige wind uit het oosten en regent het ook een beetje. De temperatuur stijgt tot bijna 9 graden ! Het ijs begint er nu echt onbetrouwbaar uit te zien met allerlei donkere natte plekken. Ook ontstaan er allerlei plekken met open water, doordat het ijs nu echt begint te schuiven.
Misschien kunnen we morgen al weer naar het Grote Vogeleiland varen. Wie weet?
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Bas Pedroli, Alla Pakina, Onno Roosenschoon, Maud Pouisbleau, Laurent Demongin, Sim Broekhuizen, Vasily Grabovskiy en Sasha Grabovskiy.

Mys Vostochny, donderdag 6 Juli 2006

Maandag 3 juli blijkt een groot deel van de Lidia Baai ineens vrij van ijs te zijn. Ons basiskamp bevindt zich aan de noordoever van deze ruim 7 kilometer lange Lidia Baai, in het noorden van de veel grotere Pyasina-delta. Kaap Oost (Mys Vostochny) bij ons kamp markeert de overgang van de Lidia Baai naar de Pyasina Baai. De eigenlijke Pyasina-delta ligt ten ZO van ons basiskamp en heeft een totale oppervlakte van 2800 vierkante kilometer. Dus ongeveer net zo groot als het Nederlandse Deltagebied.
Rondom de Vogeleilanden, aan de noordwestrand van de Pyasinadelta, ligt nog steeds ijs. We kunnen nu zonder problemen overvaren naar Farwaternie, een eiland aan de zuidrand van de Lidia-baai. Vandaar lukt het dan misschien om tussen de resterende ijsvelden door naar het Grote Vogeleiland te varen om daar nieuwe waarnemers heen te brengen. Maud en Laurent willen daar graag de dagelijkse activiteiten van de broedende rotganzen gaan volgen. Maar hoeveel paar rotganzen broeden er daar nog? Wat hebben de meeuwen daar sinds afgelopen zaterdag gedaan?
Farwaternie zelf is een veel groter eiland dat we elk seizoen minimaal tweemaal bezoeken om te controleren hoeveel kolganzen er broeden. Het meet ongeveer 4 bij 3 km (1300 ha), en heeft geen rotspartijen. De zompige toendravegetatie watert af naar de Lidia Baai door enkele kleine beekjes. De afkalvende randen van dit eiland laten prachtig de permafrostlaag onder de vegetatie zien. In sommige jaren wordt dit eiland ook bewoond door poolvossen. Daardoor broeden er ook geen meeuwen. Dit jaar valt het aantal nesten op Farwaternie bij onze eerste indruk tegen. Vorig jaar zaten er veel meer broedvogels. Toen broedden hier zelfs 11 paar Rotganzen rondom één van de drie Sneeuwuilnesten. Dit jaar vinden we niet één nest van een Rotgans. Ook geen broedende Sneeuwuilen. Wel zien we een groep van 30 Krombekstrandlopers en enkele Steenlopers. Waarom zitten die nu al in een groep? Kennelijk alle broedpogingen al opgegeven.
Een Zilverplevier doet alsof hij een lamme vleugel heeft en probeert deze groep weg te lokken. Die heeft hier waarschijnlijk nog wel een nest. We vinden toch nog de nodige nesten van Kleine Strandlopers, en ook hier weer nesten van Rosse franjepoten en ook van Grauwe franjepoten. Een aantal Kolganzen heeft hier ook nesten. We vinden er 18 met tussen de 3 en 6 eieren per nest. Laurent ziet aan de westkust van Farwaternie een poolvos. Later op de dag zien Onno en ik een andere poolvos aan de oostkant van het eiland. Deze laatste is nog bijna helemaal in een witte wintervacht. Alleen zijn snoet is al bruin. Die van Laurent had op zijn ene heup zijn wintervacht al verloren. Spannend om te zien wat die twee vossen op dit eiland overlaten van die Kolgansnesten. Het warmere weer doet de planten goed, en overal zien we nu boterbloemen bloeien.
De wind trekt wat aan en de korte golven op de Lidiabaai spatten ons nat tijdens de overtocht naar het basiskamp. De Lidiabaai is weer tot leven gekomen.
Yasha en ik zetten met een boot eerst nog Maud en Laurent af op het Grote Vogeleiland. Dat vereist wat gemanoeuvreer tussen ijsvelden, maar het lukt.
Teruggekomen in het basiskamp, trekt de wind weer aan tot windkracht 7. Veel te veel wind om nu te varen, en zeker teveel om de eilanden te inventariseren op nesten. De verstoring die ons bezoek aan die eilanden noodzakelijkerwijs met zich meebrengt zou de meeuwen te veel kansen bieden. Met meer wind kunnen de meeuwen immers de tegenaanvallen van rotganzen gemakkelijker ontwijken en dat leidt tot extra roven van eieren.
Zo’n dag komt goed van pas om onze gegevens goed gestructureerd in de computers te krijgen. Onno kan zich uitleven om met een nieuw programma alle data van zes verschillende GPS-en bijelkaar te voegen tot bruikbare kaarten, zodat we inzicht krijgen of we wel systematisch genoeg nesten hebben gezocht. En waar we nog beter moeten zoeken om zo efficiënt mogelijk de nesten te kunnen controleren. Zijn computerervaring komt goed van pas.
Na een dag harde wind uit het oosten, gaan Bas en ik ’s avonds nog even met de boot naar het Grote Vogeleiland. Het is nu een stuk rustiger geworden. Vandaag bereikte de temperatuur hier een tot nu toe ongekend hoogtepunt van bijna + 19 graden.
Maud en Laurent hebben een Sneeuwuil op bezoek. Die zit stil op het eiland, terwijl de ganzen en meeuwen nauwelijks notitie van deze uil lijken te nemen. Om een aantal broedende rotganzen intensief te kunnen volgen, willen Maud en Laurent graag weten hoeveel eieren deze ganzen hebben. Bovendien willen ze paaltjes bij hun nesten plaatsen, zodat ze de ganzen gemakkelijk kunnen onderscheiden. Maar als onze verstoring bij het controleren van deze nesten zou leiden tot het opeten van de ganzeneieren door de meeuwen, dan valt er helemaal niets meer te onderzoeken. Hoe dit dilemma op te lossen?
Omdat het nu rustig weer is geworden, besluiten we het risico te nemen en een poging te wagen om een vijftiental nesten te markeren. Laurent en ik gaan dat doen, terwijl Bas en Maud vanuit het Behouden Huys II door de telescoop de reacties van de meeuwen en rotganzen volgen.
Het Grote Vogeleiland is een soort plateau met een ruim 3 meter hoge afslagrand. Voorzichtig lopen Laurent en ik achter deze afslagrand, uit het zicht van de op het plateau broedende ganzen, om het eiland heen. Bij onze nieuwe toren aan de westzijde klimmen we het plateau op. Vlakbij ons probeert de uil op te vliegen, maar zij heeft iets donkers en zwaars in haar klauwen dat zij niet kan of wil loslaten. Te zwaar om echt mee weg te vliegen. Het is een rotgans of een vrouwtje Koningseider. De uil blijft erop zitten, en duikt ineen, omdat een paar meeuwen op haar duiken.
We lopen verder om een aantal rotgansnesten te controleren. Op slechts één nest blijft het vrouwtje platgedrukt doorbroeden, en we plaatsen snel een paaltje bij haar, en laten haar op het nest zitten. Dat is veiliger voor de eieren. Van de overige 7 nesten die we controleren, is de gans al af. Deze nesten geven een desastreus beeld van wat er de afgelopen tijd gebeurd is. Vier nesten hebben nog maar één heel ei, en drie niet meer dan twee eieren. Normaal gesproken zouden ze nu gemiddeld 3-4 eieren per nest moeten hebben. Na controle dekken we de eieren meteen af met ganzendons, zodat de meeuwen niet direct zien dat er wat te halen valt, en hun slag slaan voordat de gans naar haar nest terugkeert. Terwijl we het achtste nest controleren, staan er al vier meeuwen rondom het eerste door ons gecontroleerde nest. Het paar ganzen laat zich niet eens zien. Bas waarschuwt ons door de walkie-talkie. Even later gaat het ei uit nest eraan. We keren zo snel mogelijk naar het Huys terug.
Hongerige meeuwen en twee stormen maken dat dit jaar er bijzonder slecht uit ziet voor de Rotganzen op de Vogeleilanden. Veel ganzen hadden het broeden al opgegeven, maar degenen die het toch proberen, lijken het niet te gaan redden.
Dat de uil ook onder de volwassen ganzen nog meer slachtoffers gaat maken, lijkt niet onwaarschijnlijk. Hoe groot is echter de kans om dat echt waar te nemen? Kennelijk blijft een uil na zo’n grote vogel geslagen te hebben, er gewoon een paar dagen op zitten. Totdat zij haar prooi helemaal op heeft gegeten. Net zoals de uil die we al in juni op het ijs op een koningseider zagen zitten. De kans dat je het bemachtigen van een zo’n grote prooi door een Sneeuwuil ook echt te zien krijgt lijkt daarom minimaal. Maud en Laurent blijven echter kijken.
Ik heb tijd dit weblog te schrijven omdat na een kort windstil moment het toch weer begint te waaien en regenen. De geplande actie om met twee boten naar de Bakeneilanden te gaan, hebben we op het allerlaatst afgeblazen. Terwijl ik dit schrijf trekken er voortdurend groepjes Kolganzen vanuit het westen de Pyasinadelta in. Dat is twee dagen geleden begonnen. Die komen hier ruien. Dat moeten allemaal vogels zijn die niet tot broeden zijn gekomen dit jaar. Misschien zit er één van de Kolganzen tussen die de afgelopen winter in Nederland van satellietzenders zijn voorzien. Even een mailtje naar Gerard Muskens en Helmut Kruckenberg sturen om erachter te komen, waar die gezenderde Kolganzen nu uithangen.
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Bas Pedroli, Alla Pakina, Onno Roosenschoon, Maud Pouisbleau, Laurent Demongin, Sim Broekhuizen, Vasily Grabovskiy en Sasha Grabovskiy.

Mys Vostochny, donderdag 13 Juli 2006

De zomer was nog maar net begonnen hier op vrijdag 7 juli. Een temperatuur van maar liefst 20 graden maximaal, die niet onder de 11 graden zakte. Maar nu lijkt die zomer al weer voorbij te zijn. Gisterochtend (12 juli) voelde het met 2 graden erg kil aan. Vandaag weer een wat hogere temperatuur van 9 graden bij een stevige wind vanuit het zuidoosten, draaiend naar west. Helemaal bewolkt en zelfs wat regen. Een ideale dag om een weblog te schrijven.
“Hebben ze ondertussen de Bakeneilanden kunnen onderzoeken ?”, “Hoe doen de broedvogels het?” zijn ongetwijfeld vragen die bij u oprijzen. Daarover later meer.
Kolgans Adri
Eerst even het spectaculaire bericht over kolgans Adri. Gerard Müskens en Helmut Kruckenberg hebben dat voor ons uitgezocht. Zij hadden deze gans de afgelopen winter bij Lith aan de Maas van een satellietzender voorzien. Hij is vernoemd naar de ganzenvanger Adri van Schoten die hem voor ons onderzoek heeft gevangen. Deze gent heeft een zeer interessante reis gevolgd. Eerst trok hij naar de noordkust van Polen, om daarna af te buigen naar het noorden van de Oekraiene. Vervolgens weer noordwaarts naar Arkhangelsk, en via het noorden van Europees Rusland de Oeral over, naar het Yamal-schiereiland. Kennelijk heeft hij geen succes met broeden gehad, want in de periode dat we hier opnieuw veel trek van kolganzen uit het westen zagen, kregen we dat bericht van Helmut: “Adri migrates more and more eastwards. Actual position (6-July-2006): 73°28'16 N / 83°13'93 E - it`s close to you, isn`t it?”.
Even later berichtte Gerard dat Adri op diezelfde dag recht over Mys Vchodnoy, 25 km ten zuiden van ons kamp, voorbij is getrokken. Naar het noordoosten. In de Pyasina delta heeft hij geen stop gemaakt. De ruitrek van niet-broeders begon hier op 3 juli. En na 10 juli hebben we eigenlijk geen kolganzentrek van betekenis meer gezien. Op 6 en 7 juli was het een drukte van belang en vlogen er voortdurend groepjes kolganzen over ons kamp in oostelijke en noordoostelijke richting. Adri zat dus midden in die trekgolf. Op de website www.geese.org/gsg is een link te vinden om de verdere trekbewegingen van Adri en enkele andere Kolganzen met satellietzenders te volgen.
De eilanden
Eén van de belangrijkste doelen van ons onderzoek hier is een complete inventarisatie van alle nesten en legselgroottes van ganzen en meeuwen van de Vogeleilanden te maken. In totaal gaat het om 17 verschillende eilanden en eilandjes, waarvan de drie Bakeneilanden het verst weg liggen. Op zo’n 10 km afstand van ons basiskamp. Iets zuidelijker mondt de Pyasina uit in de Kara Zee. Voor de inmiddels vrijwel verdwenen scheepvaart stonden er twee grote bakens op deze eilanden. Vandaar dat we ze deze naam hebben gegeven. De septemberstorm van 2005 heeft het laatste van deze twee bakens geveld. De eilanden liggen op een grote vlakke zandplaat. Het water is er zo ondiep dat je de laatste 2 kilometer moet lopen. De eilanden zelf zijn vlak met wat kleine meertjes, waar roodkeelduikers broeden. Naast Taimyrmeeuwen en enkele Grote Burgemeesters zijn het eigenlijk alleen Rotganzen die hier broeden. De eilanden hebben een totale oppervlakte van 175 ha. Om twee redenen hebben we rustig weer nodig om de Bakeneilanden te inventariseren. Ten eerste vanwege het verhoogde risico dat meeuwen ganzeneieren wegkapen bij sterkere wind, en ten tweede voor onze eigen veiligheid, want het water is hier nog steeds koud.
In voorgaande jaren broedden hier steevast zo’n 1000 - 1500 paar Taimyrmeeuwen en tussen hen ongeveer 150-200 paar Rotganzen. Vooral in 2004 was het aantal rotganzen met 470 paar hier extreem hoog. Ik verklaarde dat door aan te nemen dat de mogelijkheid om veilig te nestelen elders in Taimyr zo slecht moest zijn, dat dit soort meeuwenkolonies nog de minst slechte keuze is die Rotganzen dan kunnen maken. In het lemmingpiekjaar 2005 was het aantal Rotganzen dan ook de helft lager dan in 2004, en we konden zien dat er in 2005 rondom veel broedende Sneeuwuilen Rotganzen nestelden. Over heel Taimyr kan het aantal bij Sneeuwuilen broedende Rotganzen behoorlijk in de aantallen lopen.
Nu de lemmingstand inderdaad totaal is ingestort, verwachtte ik dat in 2006 opnieuw meer Rotganzen op deze eilanden zouden proberen te broeden. Dat hadden we in 1995, na het lemmingpiekjaar 1994, immers ook zien gebeuren. Op het Grote Vogeleiland bleek deze verwachting dit jaar al niet op te gaan. Hoe is de situatie nu op de andere eilanden?
Op 6 juli stonden we klaar om met drie boten naar de Bakeneilanden te gaan, maar de wind was te hard. Afblazen die actie. Tegen de avond werd het ineens vrijwel windstil, maar iedereen was ondertussen al de hele dag in touw geweest met andere zaken. Toch zijn Wasya, Bas, Onno en ik met de boot nog even naar Huiseiland gevaren. Dat is een rotsig meeuwenbolwerk tussen het Grote Vogeleiland en de Bakeneilanden. Die inventarisatie leverde 337 Taimyrmeeuwen (waaronder enkele Grote Burgemeesters) en toch nog 30 paar Rotganzen met legsels tussen 2 en 5 eieren. Wel veel minder dan in 2004 en 2005, maar toch relatief veel beter dan op het Grote Vogeleiland.
Deze rustige avond was echt een ‘gestolen’moment, want de volgende dag waaide het weer flink. Yasha stelt voor om ons dagelijkse ritme om te gooien en “’s nachts”, dat wil zeggen als de zon in het noorden staat, dit soort acties te plannen. Dan lijkt de wind steeds wat minder te zijn. Op 7 en 8 juli waait het echter dag en nacht. Eindelijk op zondag 9 juli is de windsnelheid afgezwakt tot 4 m/sec, en maken we ons klaar voor de Grote Actie Bakeneilanden. Terwijl we daar mee bezig zijn, neemt de wind toch weer toe, zodat we besluiten de actie toch maar weer uit te stellen. Met twee boten vaart een ploeg naar Farwaterny om daar de Kolgansnesten te controleren. Dat moest toch ook nog gebeuren. Zeker nu op Farwaterny ook één of misschien zelfs twee poolvossen huizen.
Ik bleef die zondag achter in het basiskamp, en kon mezelf wel voor mijn kop slaan toen ineens de wind vrijwel wegviel en we achteraf toch beter naar de Bakeneilanden hadden kunnen gaan. Zouden we nog zo’n kans krijgen voordat de kuikens uitkomen?
Maandag 10 juli. De weergoden blijken ons uiteindelijk toch goed gezind. Onder de meest ideale weersomstandigheden varen we met zijn tienen in drie boten naar de Bakeneilanden. Alleen Igor blijft in het kamp.
De Bakeneilanden geven hetzelfde beeld als het Grote Vogeleiland zelf: minder meeuwen (856 paar, waaronder ca. 20 paar Grote Burgemeesters) en niet meer dan 35 nesten van Rotganzen, veel  minder dan in voorgaande jaren.
Om 10.00 uur voeren we weg. Van half twaalf tot vier uur controleerden we alle 1120 nesten en sloegen de posities ervan op in 7 verschillende GPS-en. Om 18.00 uur kwamen we zeer tevreden weer aan in het basiskamp. Het is gelukt!
Een andere verassing op de Bakeneilanden is dat veel Rotganzen nu al zijn begonnen te ruien. Een groep van zeker 5000 Rotganzen kan al niet meer vliegen en gebruikt deze veilige plek om hun slagpennen te ruien. Enkele meeuwen gebruiken onmiddellijk de vers afgeworpen ganzenslagpennen om hun nesten op te sieren.
Nu nog 13 andere eilanden en eilandjes, maar daar is gemakkelijker bij te komen.
Op dinsdag 11 juli is het weer nog steeds rustig genoeg en ‘doen’ we eerst het noordelijk deel van het Grote Vogeleiland. Toen we daar aankwamen, was het even schrikken. Bij aankomst vluchtte er al een paartje Rotganzen met twee kuikens voor ons weg naar het water. De eerste kuikens ! Elf juli, dat is vroeg. Naast een leeg Rotgansnest liep nog één klein ganzenkuiken. We hebben het teruggestopt onder het dons, waar het gelukkig rustig bleef zitten. Nu maar hopen dat de meeuwen het niet grijpen. Vaak komen Rotgansouders in de eerste paar dagen na het uitkomen nog wel even terug naar hun oude nest, en hopelijk doen deze ouders dat ook, en komen met hun twee andere jongen nog op tijd terug om ook dit derde kuiken onder hun hoede te nemen. De overige 8 Rotgansnesten die we hier vinden hadden nog geen kuikens, zodat het vrijwel zeker is dat dit kuiken bij die ene familie hoort. Als onderzoeker voel je je wel ongemakkelijk in dit soort situaties. Ondanks het feit dat er zonder onze extra verstoring ook veel kuikens en eieren worden opgegeten, blijft het aan je knagen. Maar het kan nog goed gaan. In ieder geval zijn de rotganzen bij dit rustige weer goed in staat de meeuwen weg te jagen, en uit de om ons heen uitgekotste visresten blijkt ook dat de meeuwen nu volop alternatief voedsel hebben.
Daarna gaan we naar Kolganseiland en StJoseph-eiland en de twee kleine Ushan-eilandjes, vernoemd naar de zoon van Vasily Grabovskiy, onze jongste expeditiedeelnemer die later ook bioloog wil worden.
Dan steekt de wind weer op, en moeten we deze actie voortijdig beëindigen. Nu nog 7 eilanden te gaan.
Ook woensdag is er eerst nog een rustig stukje zonder wind in de dag en Yasha en ik maken met zijn tweeën de inventarisatie van de eilanden af. Ondertussen controleren  de anderen op de vastelandstoendra alle steltlopernesten om aan de hand daarvan vast te stellen hoe hoog de predatiedruk dit jaar op de toendra zelf is.
Het geeft ons een erg voldaan gevoel dat we toch nog alle eilanden op tijd  hebben kunnen controleren. Het bewerken van alle verzamelde gegevens is nog een hele klus van vele uren achter onze laptops. Elk nest moet een unieke code krijgen, en de bestanden van alle GPS-en moeten uitgelezen worden en zodanig bewerkt dat alle zogenaamde ‘waypoints’ eenduidig naar een nest verwijzen. En dat voor zo’n ruim 2000 nesten. Onno weet met Arcview mooie kaartjes van de verspreiding van al die nesten te maken, zodat we kunnen uitzoeken of onze theorie klopt dat rotganzen die midden in dichte meeuwenkolonies broeden veiliger af zijn, en dus grotere legsels hebben, dan rotganzen die daar net buiten broeden.
Een eerste indruk is dat 2006 toch een rampzalig jaar gaat worden voor de rotganzen. Op de Vogeleilanden en Bakeneilanden tezamen hooguit 140 nesten. Dit lijken de handige ganzen zijn, die door een juiste keuze te maken van waar te broeden toch nog jongen groot zouden kunnen brengen. Als er tenminste na het uitkomen van de eieren niets meer mis gaat. De steltlopers daarentegen lijken het vrij redelijk te doen, en de eerste kuikentjes van Kleine Strandlopers lopen al rondom ons kamp. Ook de strandleeuweriken en ijsgorzen hebben nesten met kuikens. Sinds 4 juli zijn bovendien ineens de Roodkeelpiepers teruggekeerd, en maakten op veel plaatsen hun prachtige baltsvluchten. Meer over hen en de andere zangvogels in een volgend weblog.
Bart Ebbinge, mede namens Igor Popov, Yakov Kokorev, Bas Pedroli, Alla Pakina, Onno Roosenschoon, Maud Pouisbleau, Laurent Demongin, Sim Broekhuizen, Vasily Grabovskiy en Sasha Grabovskiy.

Mys Vostochny, 23 juli 2006

Na het einde van onze ‘zomer’ op 11 juli is het hier stevig blijven waaien. We realiseren ons hoe veel geluk we hebben gehad door precies de geschikte weersomstandigheden te benutten om alle eilanden te inventariseren op nesten. Enkele dagen achtereen steeds harde wind met een temperatuur die nauwelijks boven de 6 graden uitkomt. Precies tijdens de eerste levensdagen van de pas uitgekomen Rotganzen. Als dat maar goed gaat?
Juist met harde wind kunnen de meeuwen gemakkelijker de verdedigende acties van ouder-rotganzen ontwijken, en dat kost meestal kuikenlevens.
De berichten over een hittegolf in Nederland komen voor ons onwezenlijk over.
Op donderdag 20 juli komt volgens plan de helikopter met de derde groep. Het weer knapt onmiddellijk op. Alsof ze het warme weer vanuit Nederland meebrengen. Op vrijdag komt de temperatuur niet meer onder de 17 graden. De wind is zuidoost, en we bereiken zelfs een maximum van 21 graden! De helikopter gaat nog enkele andere passagiers afzetten, verder naar het noorden, en zal de volgende dag terugkomen om de zeven vertrekkende mensen van de tweede groep op te halen.
Het rustige weer stelt de enkele succesvolle rotganzen, die er dit jaar zijn, in staat weg te zwemmen van de meeuwenkolonies op de Vogeleilanden. Een familietje rotganzen met 1 kuiken komt bij ons kamp aanzwemmen. Bij hen ook een paartje zonder kuikens. Dat ene kuiken heeft het zijn eerste paar levensdagen gered. We zien drie meeuwen nog een poging doen om het zwemmende kuiken te pakken. De ouder-rotganzen kunnen nu nog vliegen en het mannetje verjaagt de meeuwen. Op het kiezelstrand kan het kuikentje even bijkomen van de 3 kilometer lange zwemtocht. Daarna lopen de 4 volwassen rotganzen met dat ene kuiken langs het strand naar het noorden. Op zoek naar een veilig grazig plekje om hun jong op te laten groeien.
Kort daarop komt de helikopter terug en haalt Bas, Alla, Onno, Maud, Sim, Vasily en Sasha (Ushan) op. Als ze wegvliegen, ruimt de wind weer naar het noorden en om 22 uur is het niet warmer dan 9 graden. Alsof de duvel met ons speelt. Is wat onze tweede zomer leek te gaan worden nu al weer voorbij?
In het vorige weblog had ik aangekondigd iets over de zangvogels te schrijven. In tegenstelling tot het arctische eiland Spitsbergen, dat het alleen met de Sneeuwgors moet doen, komen hier veel meer soorten zangvogels voor. Op de toendra zelf geven de Strandleeuwerik en de IJsgors de toon aan. Zij maken prachtige nestjes op de grond, net als de Roodkeelpieper. Tussen stenige rotspartijen broeden de Sneeuwgorzen. Echte ‘holenbroeders’. Sneeuwgorzen maken ook nog wel eens een nest onder aangespoelde partijen hout, in verlaten hutjes van vissers, of in de nestkastjes die wij aan onze balki voor hen hebben opgehangen.
Een voor ons nieuwe ‘holenbroeder’ is de Witte Kwikstaart. Voor het eerst hier in 2002 vastgesteld, maar sindsdien steevast in onze nestkast, na soms een heftige strijd met een concurrerend paartje Sneeuwgorzen.
Langs de afgeslagen steile oevers vinden we deze afgelopen drie laatste jaren ook af en toe nesten van Blauwborstjes en Tapuiten. Wellicht hangt het voorkomen van deze voor ons hier nieuwe soorten broedvogels samen met verandering in het klimaat? Simpel is dat verband niet, want in 2005 zagen we geen enkele Blauwborst of Roodkeelpieper, terwijl die in 2004 en ook dit jaar weer wel zijn gezien. Vooral Roodkeelpiepers zijn vanaf 4 juli druk aan het zingen, en op 13 juli vond Laurent een nestje met 2 eieren.
Strandleeuweriken zijn helemaal doortastende vogeltjes. Op 3 juni zagen we de eerste Strandleeuweriken. Op 15 juni vonden we een eerste ei, en op 30 juni een nestje met 2 pasuitgekomen kuikens en nog 3 eieren. Nu vliegen er al jonge Strandleeuweriken rond. De kuikens er van zijn prachtig gecamoufleerd met spikkeltjes. Dat is ook wel nodig met zo’n open nest op de grond. IJsgorzen en Roodkeelpiepers maken vergelijkbare nestkommetjes, maar vaak toch wat meer verscholen in de vegetatie.
De predatie lijkt dit jaar toch erg mee te vallen. Sim heeft in zijn inloopvallen geen enkele wezel kunnen vangen, en ook verder geen indicatie kunnen vinden dat er nog een levende wezel hier rondloopt. Misschien is de hoge wezeldichtheid van vorig jaar wel de oorzaak dat er in 2005 geen Blauwborsten en Roodkeelpiepers zijn gezien. Ook het aantal IJsgorzen is dit jaar opvallend veel hoger dan in 2005. Misschien vestigen ze zich niet eens in een gebied als er veel wezels rondlopen.
Enkele Sneeuwgorsnesten zijn dit jaar wel uitgehaald. Waarschijnlijk door een poolvos, die we heel af en toe zien. Ook de Taimyrmeeuwen lopen dit jaar echter regelmatig op de toendra zoekend rond te stappen. Middelste Jagers die de meeuwen vorig jaar zo genadeloos van de toendra verjoegen, zijn er nu niet meer. Soms zien we de meeuwen insecten oppikken, maar een eitje of kuikentje zullen ze zeker niet versmaden.
De laatste twee weken zien we ook ineens heel veel Witstuitbarmsijzen, en zelfs een enkele gewone Barmsijs. Waarschijnlijk vogels die zuidelijker gebroed hebben en nu uitzwermen naar het noorden. Kortom niet alleen de steltlopers en ganzen, maar ook een rijk scala aan zangvogelsoorten maakt de toendra hier bijzonder.
Op zaterdag 22 juli is de minimumtemperatuur weer 7 graden bij NNO-wind. Maar de wind draait weer door het oosten naar het zuiden, en deze landwind brengt onze tweede zomer in volle glorie terug. De temperatuur loopt op tot het onwaarschijnlijke niveau van 30 graden en na onze gebruikelijke zaterd
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor