Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Weblog Siberië 2005, Bart Ebbinge (archief)

  •  
06-12-2007
  •  
leestijd 43 minuten
  •  
139 keer bekeken
  •  
Siberie_poolvosje_.jpeg
Ook deze zomer volgt Vroege Vogels de belevenissen van een groep biologen die in Siberië de relatie onderzoekt tussen rotganzen, lemmingen, sneeuwuilen en poolvossen. Bart Ebbinge van onderzoeksinstituut Alterra schrijft een weblog. De afleveringen staan omgekeerd-chronologisch: d.w.z. de nieuwste eerst.
  • Interview  met Bart Ebbinge (5 juni)
  • Het eerste satelliettelefoongesprek (3 juli)
  • Het tweede satelliettelefoongesprek (24 juli)
  • Het derde satelliettelefoongesprek (14 augustus)
Interview  met Bart Ebbinge (5 juni)

Op reis naar de Pyasina Delta (weblog 1)

Een Toepoelev 154 van de maatschappij Sibir heeft ons van Moskou in 3,5 uur vliegen naar Norilsk (69.21 Noord, 88.13 Oost) in Centraal Siberië gebracht. Maandagmorgen 6 juni om 7 uur plaatselijke tijd zijn we hier geland. Vlak voor de landing zagen we dat de Yennisey al helemaal open is, en al veel sneeuw weggedooid. Alle dalen liggen nog wel vol sneeuw, en de meren zijn nog allemaal bevroren.
Het is 8 graden boven nul, bij prachtig helder en zonnig weer.
De mensen willen al uitstappen maar een zeer forse grenswacht gebiedt iedereen vriendelijk maar duidelijk te gaan zitten om eerst alle paspoorten te kunnen controleren.
Onze buitenlandse paspoorten steekt hij in een van de zakken van zijn zware leren jas. Moeten we later op de eerste verdieping maar op komen halen. Onze expeditiegenoot Yasha Kokorev wacht ons op en onze handbagage kunnen we alvast ongecontroleerd in het door hem gehuurde busje zetten. Ook Valery Chuprov, de directeur van het Grote Arctische Reservaat, duikt ineens op om ons welkom te heten. Met een busje rijden we de 40 km van het vliegveld naar Norilsk.
Tegen de prachtig blauwe lucht, steken de vele rookpluimen van alle ertssmelterijen van Nadyezda en Norilsk schril af. In Norilsk zelf, slaan de zwavelzuurdampen op je keel. Yasha adviseert om maar zo min mogelijk buiten rond te lopen.
Valery Chuprov geeft ons al onze vergunningen, plus een extra contract waarmee hij de verantwoordelijkheid in ons kamp aan mij en Yasha overdraagt. Hij neemt toch onze paspoorten in, omdat we in Dudinka , 80 km ten westen van Norilsk, nog officieel bij de autoriteiten geregistreerd moeten worden, voordat we naar Mys Vostochny, ons einddoel in de Pyasina Delta – waar niemand woont -  kunnen gaan.
Yasha, Alla en ik gaan naar het helikoptervliegveld Valyok en daar blijken de helikopters net 2 Amerikanen op weg naar de Noordpool van het ijs te hebben gehaald. Er was wel erg veel open water tussen al het ijs voor een dergelijk avontuur. De helikopters staan nu klaar om morgen (7 juni) voor ons te vliegen. De piloten willen graag pas laat op de dag vliegen, dan bij ons kamp overnachten, daar wat vissen, en de volgende dag pas weer via Dikson terug vliegen. Dat lijkt ons een prima idee, want dan hebben we wat meer tijd om onze paspoorten terug te krijgen, want zonder paspoort en registratie door de autoriteiten in Dudinka mogen we de helikopters niet in. De baas van de piloten vindt het echter geen goed plan. Ze moeten eerder vliegen en dezelfde dag weer terugkomen op Valyok. We spreken af dat ze om 12 uur zullen vliegen en dat we al ons expeditiemateriaal om 11 uur naar Valyok zullen brengen. Ik geef 1.000.000 roebels door het kleine getraliede luikje van de kassa aan. De kassière telt alle 1000 biljetten na. Het klopt en we krijgen een kwitantie. Heerlijk gevoel om niet meer met zo’n smak geld rond te hoeven lopen.
Het gaat dus allemaal voorspoedig. Nog even 6 accu’s ophalen voor ons elektriciteitsysteem in het kamp en weer naar het hotel. Na een doorwaakte nacht in het vliegtuig, begin voel ik me wat gammel en ga eerst maar even een paar uur slapen.
Als ik wakker word, blijkt er een groot probleem voor Chuprov te zijn. Op ons visum staat dat we door het Heritage Instituut in Moskou zijn uitgenodigd (dat  samen met ons deze expeditie organiseert), terwijl de lokale uitnodiging weer van het Grote Arctische Reservaat afkomstig is. Bovendien is het kantoor in Dudinka op maandag officieel niet open, zodat het morgen pas geregeld zou kunnen worden. Yuri Mazurov uit Moskou overlegt weer met Chuprov hoe deze bureaucratische hobbel genomen zou kunnen worden.
De helikopters voor morgen moeten we dus helaas afzeggen, en Yasha zal vragen of ze een dag later zouden kunnen vliegen. Ze kunnen echter pas weer op donderdag 9 juni voor ons vliegen. Ik pieker waarom dit nu weer misgelopen is. Wordt er een spelletje met ons gespeeld? Yasha, die beter met tegenslagen weet om te gaan dan ik, blijft vrolijk. Dat geeft mij ook weer moed.
De volgende dag (7 juni): om 16.00 uur komt Alla Pakina vertellen dat Chuprov gebeld heeft, dat alles voor elkaar is en dat ze de paspoorten met registratie op kan komen halen. Dat betekent dat we in ieder geval op 9 juni met de dan weer beschikbare helikopters kunnen vliegen. Hoera!
Terwijl Alla met de bus de 80 km naar Chuprov in Dudinka aflegt, gaan wij nog even buiten Norilsk, dat gebouwd is op de beenderen van talloze dwangarbeiders, op de uitgestrekte begraafplaats naar vogels kijken. De wind is inmiddels naar het zuidoosten gedraaid, het is bewolkt, en de lucht voelt veel frisser en minder zuur aan.
Als Alla ’s avonds laat terugkeert met de paspoorten blijken we helemaal niet in Dudinka geregistreerd te zijn, maar is er een regeling getroffen dat we dat achteraf in Dikson kunnen doen, bij terugkeer uit ons veldkamp, wanneer de helikopter daar toch moet bijtanken.
Al met al hebben we dus twee dagen verloren, en kunnen we donderdag (9 juni) echt gaan vliegen. Yasha houdt ons voor dat het grote voordeel is, dat we dan Wasja’s verjaardag al in de helikopter kunnen beginnen te vieren.
Norilsk, 8 juni 2005
Bart Ebbinge, mede namens Roeland Bom, Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina, Wasja Grabovskiy, zijn zoon Sacha Grabovskiy en Yasha Kokorev.

Wachten in Norilsk (weblog 2)

Vandaag, donderdag 9 juni, moet het dan gebeuren. Het is echter mistig in Norilsk. Zouden we vandaag wel kunnen vliegen ? We gaan in ieder geval alle voorbereidingen treffen, zodat als de mist optrekt, we echt weg kunnen. Om 9 uur worden we opgehaald door een minibus en taxi en gaan naar het Instituut van Yasha waar alle vooruitgestuurde spullen en de opblaasboot en buitenboordmotoren van vorig jaar zijn opgeslagen. Daar komt er een aparte overdekte vrachtwagen bij om alles in te laden. Achterin de minibus worden 2 lege 200 litervaten geplaatst. Onderweg naar het vliegveld Valyok, vlak buiten Norilsk, laten we die vullen bij een benzinepomp. Uit veiligheidsvoorschriften moeten we met twee helikopters vliegen, maar die zullen we dan ook zo vol mogelijk laden. Twee MI-8-MTB helikopters (RA 25508 en RA25510), beiden met twee extra brandstoftanks in het laadruim staan klaar voor de 600 km verre tocht van Valyok naar ons basiskamp bij Mys Vostochny in de Pyasina Delta.
Eén vertoonde gisteren wat kuren en wordt nu gerepareerd. De mist hier in Norilsk trekt op. Maar niet in Dikson, dat aan de kust op 250 km ten westen van de Pyasina Delta ligt. Dikson moet ook toestemming geven om naar de Pyasina Delta te vliegen.
We wachten gelaten in het wachtlokaal van het vliegveld af. De piloten willen dolgraag vliegen, want zij hebben nu wel toestemming van hun baas om bij ons kamp te blijven overnachten, en daar in te buurt te gaan vissen. Als we vandaag niet kunnen vliegen, zal het pas volgende week dinsdag worden, omdat het vliegveld van Dikson, waar de helikopters moeten bijtanken om weer terug te kunnen vliegen naar Valyok, gesloten is in het weekend en op maandag.
Volgens het oorspronkelijke plan zouden we om 12.00 uur te vertrekken. Het is inmiddels 14.00 uur. De helikopter met kuren heeft weer proefgedraaid en is nu vliegklaar. Maar nog geen toestemming van Dikson. Over een uur komt het volgende weerrapport uit Dikson. Dat is dan meteen onze laatste kans vandaag, want als we te laat vertrekken, zouden we buiten de door Dikson toegestane vliegtijd moeten vliegen, en dat mag niet. Met hun sterke radar kunnen ze onze zelfs op die afstand van 250 km zien. We wachten gespannen af.
Bart Ebbinge, mede namens Roeland Bom, Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina, Wasja Grabovskiy, zijn zoon Sacha Grabovskiy en Yasha Kokorev.

Naar Mys Vostochny! (weblog 3)

Om 15.00 uur komt er toestemming van Dikson, en dan moet alles ineens razendsnel. De vrachtauto en minibus mogen door de poort het vliegveld oprijden, en wij als passagiers door de speciale vertrekhal met zelfs een officieel detectiepoortje. Het poortje piept als ik eronderdoor loop. Eigenlijk een zinloze controle want in het helikopterruim zitten we gewoon naast onze bagage met messen en alles erin. Maar de dame ernaast zegt dat ik mijn jas moet uittrekken, en opnieuw gecontroleerd moet worden. Dan zegt de man van de helikopterdienst dat we echt haast hebben en mag iedereen toch snel onder het steeds piepende poortje door.  Russische flexibiliteit.
Alles snel in de 2 helikopters en om 15.45 uur stijgen 3 minuten na elkaar de twee helikopters op. We vliegen en zien de rokende schoorstenen van Norilsk snel verdwijnen. Naarmate we noordelijker komen wordt het landschap onder ons steeds winterser. Een enkel groepje rendieren en wegvliegende sneeuwhoenders en kolganzen zijn de enige levenstekens die we onder ons zien.
Om 18.20 uur lokale tijd landen we bij Mys Vostochny. Ondanks tegenwind uit het noorden zijn we in 2,5 uur tijd naar Mys Vostochny gevlogen, omdat de piloten het maximale uit de helikopters haalden (tot 235 km/u zag ik op mijn GPS). Dat alles om binnen de door Dikson toegestane tijd te blijven. We zijn er ! Wie had dat enkele uren geleden nog verwacht ?
Weer helemaal terug in de winter. Overal zien we lemmingen wegschieten. Ziet er echt uit als in de lemmingpiekjaren van 1991 of 1994.  Zou er nu toch eindelijk wel weer eens een echt lemmingpiekjaar zijn? We zien twee groepjes van 30 en 25 rotganzen naar het NO voorbijvliegen! Dat is vroeg, het is pas 9 juni.
Maurice, een geroutineerde hamsteronderzoeker, heeft meteen al een lemming te pakken. Die lemming slaagde er niet in op tijd in een sneeuwholletje weg te schieten. Veel middelste jagers vliegen hier rond, vangen ook lemmingen en lijken daardoor een goed broedseizoen tegemoet te gaan. Het is bewolkt en mistig en net onder nul.
Onze eetkeuken heeft een gebroken raam en ligt dus vol sneeuw. Ook de tonnen waarin we altijd vuil verbranden zijn allemaal omgegooid. Waarschijnlijk werk van een hongerige ijsbeer, die de afgelopen herfst ons kamp heeft bezocht. We scheppen de sneeuw uit de keuken, maken het kacheltje aan en proberen de zaak droog te stoken. Twee andere hutjes (balki), waar we kunnen slapen zijn van binnen sneeuwvrij en daar slaan we voorlopig al onze etensvoorraden voor de komende twee maanden op.
De piloten vliegen laag, buiten het zicht van de Dikson radar, door naar de rivier Choetoeda Biga  om daar te gaan vissen, te overnachten. Dat is ongeveer 40 km ten Noorden van ons kamp. De volgende dag vliegen ze dan door naar Dikson. Als ze weg zijn blijken ze een instapladdertje vergeten te zijn.
Wij genieten van de intense rust om ons heen.
Bart Ebbinge, mede namens Roeland Bom, Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina Wasja Grabovskiy, zijn zoon Sacha Grabovskiy en Yasha Kokorev.

Verse zalm en eerste sneeuwuil (weblog 4)

Op vrijdag 10 juni kwamen de piloten om 11 uur terug van de Choetoeda Biga en brachten een hele partij zalm (‘galets’ of ‘arctic char’) voor ons mee. Ze hadden een gat in het ijs gemaakt en al die vis door dat gat gevangen. Ze mogen niet doorvliegen naar Dikson vanwege het slechte zicht vandaag (het regent licht bij ZO-wind (4 Bf). We realiseren ons nu hoeveel geluk we hebben gehad dat we gisteren toch nog net hierheen zijn gevlogen.
Ons kamp lijkt wel een klein vliegveld zo met die twee wachtende helikopters. Om 15.40 uur kregen de piloten toestemming om naar Dikson te vliegen en weg zijn ze weer. Deze keer hebben ze hun trapje meegenomen.
Vanaf het kamp ontdekt Maurice door de telescoop een Sneeuwuil op haar nest. Het is aan de andere kant van de beek. Vanwege het snel stijgende smeltwater, is het een heel eind omlopen. Er blijken 8 eieren in het nest te liggen. Ook dat is een teken dat het een goed lemmingjaar moet zijn. Vorig jaar, toen er weinig lemmingen waren, zagen we dat de Sneeuwuilen pas half juni begonnen met eieren te leggen, terwijl ze in een goed lemmingjaar daar volgens de boeken al eind mei mee beginnen.
Er vliegen ook nog steeds veel middelste jagers rond die achter elkaar lemmingen naar binnen schrokken. Op het besneeuwde ijs van de baai bij ons kamp komt al water door de sneeuw, zodat de eerste geul langs de kust zich begint te vormen. Vooral vandaag is er veel sneeuw verdwenen omdat het regende. Nu vriest het weer licht bij stralende zon en is de wind gaan liggen.
Morgen gaan we over het ijs naar het Grote Vogeleiland om daar de situatie op te nemen, en het nodige te installeren in ons Behouden Huys II. Dat huisje staat daar al sinds 1990 en was vorig jaar nog in prima staat. Vanaf ons kamp ziet het er nog steeds goed uit, maar dat is op ruim 3 km afstand.
Zaterdag 11 juni
Sjoerd, Wasja, zijn zoon Sasha, Yasha en ik zijn over de baai door diepe sneeuw (50 cm) met daaronder water op het ijs naar het Grote Vogeleiland gebaggerd. Onze nieuwe lieslaarzen komen goed van pas. Erg zwaar, maar gelukkig is het ijs onder de sneeuw nog sterk genoeg. Over de 3 km doen we 1 uur en 40 minuten. Het huisje stond er nog prima bij, en er waren al enkele zilvermeeuwen met 1 ei! Dat is vroeg. Ook dat is een aanwijzing dat het een goed lemmingjaar is, want ook in 1991 en 1994 begonnen de Zilvermeeuwen een week eerder te leggen.
Verder zien we 3 paar Roodhalsganzen op het eiland, ca. 40 Rotganzen en wat Koningseidereenden. De meegenomen kachelpijpen hebben we geïnstalleerd en het dekseltje voor het kleine ronde kacheltje dat ik Yasha in Norilsk had laten maken, paste precies. Heerlijk hebben we het kacheltje even laten snorren, thee gedronken, en een paar potten pindakaas (nog over van vorig jaar) vanaf het eiland meegenomen, zodat er nu ook in het basiskamp pindakaas is.
Een tweede tocht naar het eiland stellen we voorlopig uit omdat er door het extreem dikke pak sneeuw nu erg veel water op het ijs komt. Dat zelfde dikke pak sneeuw is juist voor de lemmingen de afgelopen winter erg gunstig geweest. Het lijkt me bovendien goed dat de ganzen rustig kunnen nestelen en daardoor waarschijnlijk nog dichter bij het huisje gaan broeden, dan wanneer dat nu al door twee van ons bewoond gaat worden. Als ze dichtbij het huisje gaan broeden is dat gunstig voor latere observaties. Over een week, als al die sneeuw wat weggesmolten is, zal het ijs bovendien veel makkelijker begaanbaar zijn. Volgens Yasha moet het dan nog sterk genoeg zijn.
Na terugkomst hebben we naast de koeng (hut die gewoonlijk achterop een legervrachtwagen gemonteerd is) van Yasha, Wasja en Sasha de oude kachel teruggevonden uit de kantoorbalok (balok, meervoud  balki, is een simpele houten hut ter grootte van een stacaravan).
Kachel uitgegraven en losgehakt uit het onderliggende ijs, op het van het eiland meegenomen sleetje naar de kantoorbalok gebracht en de temperatuur daar laten stijgen van 4 naar 26 graden. De damp slaat nu uit de doornatte vloer, zodat het eindelijk aangenaam begint te worden. Vannacht zal ik ongetwijfeld niet meer van de klamme kou wakker worden.
Het is nu zelfs 30 graden in de kantoorbalok geworden en Sjoerd gooit de deur maar even open. Buiten is het net onder nul (- 0.4) en het heeft weer even gesneeuwd. Sneeuwbedekking nog ruim 70 %. Koning Winter laat zich niet zo maar aan de kant zetten. De wigwamvormige houtstapel die Doortje en Janien vorig jaar hebben gemaakt, steekt boven de sneeuw uit, en wordt regelmatig met de motorzaag aangevallen voor brandhout. Het overige potentiële brandhout ligt nog onder de sneeuw.
Dit gaat pas onze derde nacht hier worden, maar het voelt of we hier al een maand zitten. De sfeer is prima. Anja, die voor het eerst aan een dergelijke expeditie deelneemt, geniet van de Sneeuwgorzen rondom het kamp. Het lopen door de sneeuw valt haar nog wat zwaar, maar ze heeft geluk dat de middelste jagers, waar ze vooral in geïnteresseerd is, dit jaar vast gaan broeden, nu er zo veel lemmingen zijn. Ook voor Alla, die tot nog toe alleen maar de logistieke zaken in Moskou voor onze expeditie regelde, is het de eerste keer op de toendra. Zij geniet van de ongerepte natuur.
Zondag 12 juni
Roeland installeert een slagnet en vangt vandaag zijn eerste twee pas aangekomen Kleine Strandlopers. Sjoerd vindt vlak naast ons kamp een nest met het eerste ei van een middelste jager. Dit wordt onze eerste banyadag (banya is Russisch voor sauna). Wasja stookt het vuur op.
Na afloop genieten we met eten en een flesje drank na in onze behaaglijke keukenbalok. Yasha en Wasja spelen om beurten gitaar, en we zingen westerse en Russische liederen. Als ik om 5 voor één ‘s nachts, terwijl de zon nog hoog aan de noordelijke hemel staat, naar bed ga, hoor ik een morinelplevier, die luid roepend in een grote kring rondvliegt.
Mys Vostochny, 13 juni 2005
Bart Ebbinge, mede namens Roeland Bom, Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina, Wasja Grabovskiy, zijn zoon Sasha Grabovskiy en Yasha Kokorev.

Dwergwezel of Hermelijn? (weblog 5)

Maandag 13 juni 2005
Koude NW-wind (4-5 Bf) +0.4 graden C. Geheel bewolkt. We verkennen onze omgeving, en meten dagelijks op een 2 km lang traject de sneeuwbedekking: het aantal stappen in de sneeuw in vergelijking tot het aantal stappen op al sneeuwvrije toendra. Het maakt dus niet uit of je met kleine of met grote stappen het traject afloopt, want het gaat om de verhouding tussen het aantal stappen in de sneeuw tot het aantal stappen op al sneeuwvrije toendra. Vandaag is nog 67 % van de toendra met sneeuw bedekt.
Maurice, Alla en Roeland maken een verre tocht naar de 67 m hoge ‘berg’ Wysokaya, het hoogste punt in de buurt van ons basiskamp. Rondom deze heuvel, hemelsbreed 5 km van ons basiskamp, zien ze twee poolvossen, en vinden bovendien 2 nesten van Sneeuwuilen (met 7 resp. 8 eieren). In het kamp zijn we verder bezig met alle voorraden voor de komende twee maanden te ordenen, nu er door het stoken van de kachels steeds meer drogere ruimte in onze balki beschikbaar komt. Ook de elektriciteitsvoorziening: 4 autoaccu’s die gevoed worden met zonnepanelen en een windmolen, en waarmee we onze oplaadbare batterijen voor GPS-en, walkietalkies, digitale fotocamera’s, en wat niet al steeds kunnen opladen. Onze technicus Kees van ’t Hoff heeft daar listige regelkastjes voor gemaakt. Helaas kon Kees dit jaar niet mee, zodat ik daar nu zelf verantwoordelijk voor ben. Wasja Grabovskiy is gelukkig net zo’n technisch bekwame Willie Wortel als Kees, en via e-mail kan Kees op afstand ook nog adviezen geven.
Dinsdag 14 juni 2005
Een stralende zonnige dag, en ik vind dat ik na al dat geregel en georganiseer wel weer even echt er opuit mag. Met Wasja, Sasha, Maurice en Sjoerd gaan we bij een aantal poolvossenburchten kijken of ze bewoond zijn. Dat betekent o.a. opnieuw naar de Wysokaya.
Onderweg worden we verrast door slank klein roofdiertje, dat met dansende sprongetjes tussen het ene gaatje tussen de stenen verdwijnt, om daarna uit een ander gaatje weer tevoorschijn te komen. Ik fluit een deuntje en daar lijkt het diertje rustiger van te worden. Laat zich nu uitgebreid fotograferen. Er is veel discussie of het nu een hermelijn (volgens de Russen) of een wezeltje (volgens Maurice) is. Consultatie via e-mail met Sim Broekhuizen en Gerard Müskens, die later zich bij ons zullen voegen, leidt tot de conclusie dat het misschien een dwergwezel is. Dit kleine roofdiertje gedijt waarschijnlijk ook goed dankzij de grote aantallen lemmingen. Ook in ons basiskamp hebben we er al eentje gezien.

Pasgeboren Poolvosje (weblog 6)

Drie poolvossenburchten controleren we. Bij de eerste een vers vossenspoor in de sneeuw. De tweede zit vol met levende lemmingen, maar vertoont geen sporen van de poolvos. Bij de derde is het raak: verse graafsporen bij een aantal holen, en de bodem van twee holen is bedekt met een tapijt van pasgedode lemmingen: 90 Siberische lemmingen en 1 Halsbandlemming. Maurice graait deze lemmingen uit het hol om ze allemaal te tellen, en omdat we op die manier een beeld krijgen van de verhouding in voorkomen tussen beide lemmingsoorten. Tot zijn schouder verdwijnt hij in het hol, en bij de laatste greep lemmingen kijkt hij verbaasd naar een muisgrijs diertje dat iets groter is dan de lemmingen, en dat nog leeft: een pasgeboren poolvosje, de ogen nog gesloten.  Snel zet hij het diertje weer terug met alle lemmingen, zodat de moeder voldoende te eten heeft om moedermelk aan te maken.
Deze bewoonde vossenburcht bevindt zich precies tussen de twee Sneeuwuilnesten die hier gisteren gevonden zijn, en we vinden ook nog een derde nest van een Sneeuwuil (7 eieren).
Bij deze Sneeuwuilen zien we ook enkele tientallen Rotganzen en Kolganzen. Zouden die vlakbij die uilen gaan broeden? Een rotgans zien we op 30 meter afstand van een broedende Sneeuwuil een kuiltje draaien.
Dit wordt echt een spannend jaar.
Woensdag 15 juni 2005
Gure dag. Wind NNW. + 2 graden C Sneeuwbedekking 57 %. Er komt steeds meer water op het ijs, dat hier en daar al een prachtige blauwachtige kleur krijgt. Nog even en het sneeuwdek op het ijs is zo afgenomen, dat het makkelijker zal worden om opnieuw naar het Behouden Huys II op het Grote Vogeleiland te gaan. Er worden ondanks het gure weer volop eieren gelegd. We vinden al diverse 4-legsels van de Krombekstrandloper, 2–legsels van de Middelste jager, en ook al enkele nog niet volledige 3-legsels van de Kleine Strandloper, verreweg het meest talrijke strandlopertje dat we hier tussen al die lemmingen door zien scharrelen. Roeland vindt ook al 2 nesten van de Kolgans, elk met 4 eieren. Ook de Ruigpootbuizerd is al aan de leg: 2 nesten waarvan één met 3 eieren.

Lente in Siberië (weblog 7)

(foto: Kleinste jager met lemming)
Na woensdag 15 juni is er heel veel gebeurd. Toen was de sneeuwbedekking nog 57 %, en gisteren (20 juni) bedekte de sneeuw nog maar 19 % van de toendra.
Ook het weer is sinds gisteren sterk verbeterd. De gure Noordoostelijke wind die enkele dagen bij een temperatuur van 2 tot 5 graden achtereen woei, is gaan liggen. De temperatuur steeg gisteren naar een maximum van 11 graden.  Vandaag laat de zon zich weer volop zien en staat nu pal in het zuiden. Het is10 graden buiten.
Op 17 juni hebben we Sjoerd en Roeland voor een meerdaags verblijf naar het Grote Vogeleiland gebracht. De tocht was nu veel minder zwaar, omdat de meeste sneeuw gesmolten was, maar op de een of andere reden kon het smeltwater niet goed weg en was op het ijs blijven staan. Dit maakte het tot een erg glibberige tocht, zodat we toch nog 1,5 uur nodig hadden voor de 3 km.
Toen de begeleidingsgroep, bestaande uit Yasha, Maurice en ik, terugkwam bij ons basiskamp had de geul langs de oever zich inmiddels met krachtig stromend water gevuld en was maar net doorwaadbaar in onze lieslaarzen. Met de skistokken konden we voorkomen dat we niet uitgleden op de spekgladde ijsbodem in die sterke stroom.
Eergisteren (19 juni) heb ik met Yasha al de eerste boottocht gemaakt in dat ‘kanaal’ dat zich langs de kust heeft gevormd. Om de buitenboordmotor uit te testen, en te kijken hoever onze actieradius over het water nu reikte.
Gisteren (20 juni) hebben Vasya, Sasha, Alla en ik opnieuw de Wysokaya bezocht. Rondom de daar broedende Sneeuwuilen zijn nu ook enkele paren Rotganzen gaan nestelen.  We vonden 6 nesten (met resp. 2, 3, 4, 4, 4 en 5 eieren). Daarnaast nog zeker 10 paren die nog beginnen te nestelen en een paartje Roodhalsganzen.
Het verse graafwerk gaf aan dat poolvossenburcht nog steeds bewoond was. Nu lag er tussen alle dode lemmingen ook een dode dwergwezel (of toch hermelijn?), door de poolvos buitgemaakt.
Overal broeden nu Middelste jagers, Goudplevieren, Krombekstrandlopers en Kleine strandlopers. Vooral de Goudpleviernesten zijn niet makkelijk te vinden. Bonte strandlopers, Siberische gestreepte strandlopers en Morinelplevieren zien we ook regelmatig, maar daar hebben we nog geen nest van gevonden.
Ook opvallend is het grote aantal Kemphanen. Op veel plekken op de toendra zien we baltsplaatsen, ja ook zelfs op het Grote Vogeleiland. Dat was 10 jaar geleden hier nog niet zo.
Vandaag gaan Vasya, Sasha en ik Sjoerd en Roeland aflossen op het Grote Vogeleiland. We hebben via de walkietalkie regelmatig contact met hen. Zestig paar rotganzen hebben nu een nest op het Grote Vogeleiland gemaakt, en nieuwkomers moeten hard knokken om er nog tussen te komen. Het meeste water is nu van het ijs afgelopen, zodat de tocht nu nog gemakkelijker zal zijn, al moeten we wel eerst de boot gebruiken om het nu 30 meter brede kanaal over te steken.
Gisteren bleek zich rond het eiland nog geen onoverbrugbaar kanaal te hebben gevormd. Voor we vertrekken laten we dat nog even door Roeland en Sjoerd controleren.
Anja heeft Maurice en mij goed geholpen met enkele computerproblemen, zodat we alle met GPS gelokaliseerde nesten nu ook op het beeldscherm kunnen plotten.
Een Sneeuwgorzenpaartje heeft na felle strijd één van onze nestkasten heroverd op de Witte kwikstaarten (die vorig jaar nog in die kast gebroed hebben), en heeft vandaag (21 juni) een vierde ei gelegd. 
Mys Vostochny, dinsdag, 21 juni, de dag met de hoogste zonnestand hier.  Bart Ebbinge. Namens Roeland Bom, Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina, Wasja Grabovskiy, zijn zoon Sasha Grabovskiy en Yasha Kokorev.

Behouden Huys (weblog 8)

21 juni
Het etmaal lang hebben Roeland en Sjoerd, elkaar afwisselend, de activiteiten van 31 paren broedende Rotganzen op het eiland gevolgd. Het eiland is nog niet van het omringende ijs geïsoleerd door een te diepe ‘gracht’, zoals langs de oever bij ons basiskamp. De oversteek blijft nog moeizaam vanwege het water dat door allerlei sneeuwrichels op het ijs blijft staan. “Ice cannot wake up from the bottom’, zegt Yasha.  Met Wasja en Sasha zal ik nu een paar dagen op het Grote Vogeleiland (GVE) blijven. Roeland en Sjoerd gaan weer nesten zoeken op de vastelandstoendra.
Voordat ze van het eiland de terugtocht aanvaarden, hoor ik ineens een zwak gebrom: “Helikopter!”. Er komt inderdaad vanuit het westen een helikopter aan. Hij landt bij ons basiskamp. Via de walkietalkie horen we van een wat timide Alla, dat ze vanuit Dikson komen en alleen even komen vissen. Yasha, Sjoerd en Roeland vertrekken over het ijs naar het kamp. Later, als de helikopter weer vertrokken is, horen we het verhaal. Het bleek het hoofd van de grenspolitie te zijn die, met kalashnikov, even kwam inspecteren. Ze vangen geen vis, maar verspelen door voorbijdrijvend ijs wel een groot deel van hun visnet. Yasha staat hem te woord, geeft hem een heerlijke galets (die laatst nog door ‘onze ’helikopterpiloten is gevangen), en krijgt te horen dat alles in orde is, en dat de grenspolitie alle mogelijke medewerking zal verlenen als we straks op de terugweg in Dikson nog officieel geregistreerd moeten worden. Ook al komen we buiten kantooruren langs.
Op het GVE is het genieten vanuit het fantastische waarnemingshuisje dat in 1990 door ons hier is geplaatst: made by Jan Koenes. Rondom baltsende Temmincks strandlopers die als vleermuizen met hoog geheven vleugeltjes in de lucht hangen. Ze zijn nog een slagje kleiner dan de Kleine Strandloper, en meer grijsbruin van kleur.
Ook op het eiland is er strijd om onze nestkast: hier heeft een paartje Witte kwikstaarten gezegevierd over een paartje Sneeuwgorzen. Zij hebben 3 eieren.
Verder zeker 10 paartjes Koningseidereenden, veel Taimyrmeeuwen, 3 paar Roodhalsganzen en natuurlijk de Rotganzen: 60 paar. Een deel zit al te broeden, een deel zoekt nog een plekje om te nestelen. Midden op het eiland zit een paartje Kleine Jagers, de derde jagersoort die we hier aantreffen. Dat zijn geduchte eirovers, maar zodra ze in de lucht zijn, worden ze fanatiek door de op het eiland broedende Steenlopers en Zilverplevieren aangevallen. Dat houdt ze in toom.
De Taimyrmeeuwen pakken slechts een enkel ei, nu er zoveel lemmingen in de aanbieding zijn. Op het eiland zien we nog 3 lemmingen, zodat de meeuwen hun lemmingen wel van de vastwal moeten halen, of van het grote buureiland Farwaternie.
Voorzichtig controleren we een aantal Rotgansnesten, en meten en wegen de eieren. De eieren dekken we daarna met dons toe, zodat de meeuwen ze niet kunnen zien. Slechts één keer zien we 150 m achter ons dat meeuwen toch een ei te pakken hebben, en fel door de Rotganzen worden aangevallen. De schade valt mee. Snel weer terug naar het huisje zodat wij verder niets verstoren.  Het dilemma van de veldbioloog: wel zoveel mogelijk willen weten, maar zelf geen verstorende factor van belang willen zijn.
24 juni
We keren  terug naar het hoofdkamp. Yasha neemt de opblaasbare rubberboot op een sleetje mee over het ijs, zodat we de inmiddels rondom het eiland ontstane ‘gracht’ over kunnen steken. Het ijs is nu veel beter te belopen. Het meeste water is eraf. We komen nog twee grote ronde gaten in het ijs tegen. Daar blijkt het ijs een meter dik te zijn. Zeehonden maken en onderhouden dergelijke gaten in de winter. Op onze vaste sneeuwtraject is de sneeuwbedekking afgenomen tot 0 % !
Bij het kamp van Yasha zijn eerste vissen. Dertig stuks: 25 omoel, 1 tsir, 1 galets en 3 moeksoen. Rauwe vis met wat zout (sagoedai), s’ avonds verse kaviaar van omoel. Het is een waanzinnig mooie dag vandaag: zonnig en zonder wind. De temperatuur stijgt tot maar liefst 20 graden.
25 juni
Er staat nu een straffe NNO-wind (vlagen tot 6 Bf) met lichte regen, en het is weer 9 graden. Via de e-mail horen dat er in Nederland een hittegolf heerst. De tweede ploeg zal vandaag van Schiphol vertrekken en hier verkoeling kunnen vinden.
Mys Vostochny,
Bart Ebbinge - namens Roeland Bom, Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina, Wasja Grabovskiy, zijn zoon Sasha Grabovskiy en Yasha Kokorev.

Sneeuwuilskuikens! (weblog 9)

Zondag 26 juni
Eerste Sneeuwuilskuikens uit het ei. Bij het nest van de Sneeuwuil, dat we vanaf ons kamp door de telescoop op het nest kunnen zien zitten, 3 uilskuikens, 1 van binnenuit aangepikt ei, en nog 4 eieren gezien. Prachtig ! Dat dat nu later van die gevreesde Sneeuwuilen moeten worden, waar de poolvos beducht voor is. Uilen die met hun enorme klauwen zelfs Eidereenden en ganzen op het nest kunnen doden. Tenminste in jaren met te weinig lemmingen.
Vandaag zien we ook de eerste boterbloempjes bloeien. Op de toendra treffen we nu overal broedende Middelste Jagers aan. Al 55 nesten hebben we gevonden. Ze verdedigen fel hun territoria en bieden zo onbedoeld extra verdediging voor de talloze broedende steltlopers. Opvallend zijn vooral de grote aantallen Kemphanen en hennen. Honderden zien we er, en overal op rotsopduikingen of kleine heuveltjes staan groepjes te baltsen. De plekken waar ze staan te baltsen wisselen voortdurend. Dit is echt een nieuw verschijnsel hier. Begin jaren negentig zagen we dit hier niet. Toen trokken alleen Kemphanen langs. Vooral in augustus op de herfsttrek.
Ook de Gestreepte Strandloper is dit jaar bijzonder talrijk. Een forse strandloper, zeker in vergelijking met de Kleine Strandlopers. Zijn Russische naam ‘doetisj’ doet de Gestreepte Strandloper eer aan, door zijn borst op te laten zwellen en een krachtig (bijna roerdompachtig) doe-doe-doe uit te toeteren.
Maandag 27 juni
Er komt er veel beweging in het ijs. Alsof er een grote vergruizingsmachine het ijs aan het vermalen is. Een grote berg kruiend ijs sluit voor onze bootjes tijdelijk de toegang tot het water af. Er staat een behoorlijke stroming.
Dinsdag 28 juni
Er komt, geheel volgens de door ons gewenste planning om 13.30 uur de helikopter uit Norilsk met de tweede ploeg. Ook de wetenschappelijk directeur van het Grote Arctische Reservaat, Inga Chuprova, heeft deze gelegenheid aangegrepen om met een ploegje mensen plus voorraden en spullen mee te vliegen. Ze laat zich 40 km  ten Noorden van ons kamp, bij de monding van de Khutuda Biga afzetten om daar deze zomer onderzoek te doen.
We zijn ontzettend blij de nieuwe ploeg te kunnen verwelkomen in dit bijzondere jaar. De piloten zeggen dat ze de mensen die met deze helikopter terug zouden vliegen, pas morgen komen ophalen omdat ze eerst zelf bij Khutuda Biga willen vissen.
Morgen moet iedereen om 11.30 uur klaar staan, want dan komen ze langs. Deze onverwachte extra dag is voor Sjoerd en Maurice, die maar geen genoeg van deze prachtige wereld kunnen krijgen, een uitkomst. Bovendien is het weer, dat hier zeer snel kan omslaan, nu juist prachtig: zonnig en warm, vooral uit de wind. De aansluitende vlucht vanuit Norilsk naar Moskou was toch pas een dag later gepland, omdat er hier altijd rekening gehouden moet worden met slecht weer of andere redenen waardoor de helikopter niet kan vliegen.
In ons kamp is het dus even extra vol, omdat we nu niet met zijn negenen, maar met zijn vijftienen zijn. Even later wordt het nog drukker omdat de helikopter met de 4 piloten en hun 4 vrienden terugkomen nadat ze de ploeg van Inga Chuprova hebben afgezet. Het lijkt hun toch beter om bij ons kamp te gaan vissen, en Yakov Kokorev wijst hen de geschikte plekken om hun netten uit te zetten. Ons kamp ziet er indrukwekkend uit. Net alsof we gewoon zo’n grote MI-8 helikopter constant tot onze beschikking hebben. De piloten zijn zeer tevreden over hun verblijf hier en vertrekken de volgende dag, 29 juni, om 12.00 uur met Maurice la Haye, Anja Jansen, Sjoerd Bakker, Alla Pakina, Wasja Grabovskiy, Sasha Grabovskiy weer via Dikson naar Norilsk. Van de eerste ploeg blijven alleen Yasha, Roeland en ik hier. Toch emotioneel zo’n afscheid. De dagen erna stort iedereen zich weer op het veldwerk: nesten zoeken, eieren meten en wegen, vogels vangen en van ringen voorzien, enz. Omdat het water al begint te zakken stelt Yasha voor om de Spakoina rivier op te varen, omdat hij daar allerlei interessante zaken verwacht te zien, en als het water nog verder gezakt is, wordt het moeilijker om daar heen te varen. Het is een vaartocht van zo’n 45 km, en ook weer 45 km terug. Maar bij een snelheid van bijna 30 km/uur in onze oude Russische aluminiumboot (de ‘Sonja B’ voor de insiders), is het goed te doen. Doortje en ik varen mee met Yasha, en treffen maar liefst 4 nieuwe nesten van Sneeuwuilen vlak langs het water aan.
Binnen het door de Sneeuwuil verdedigde territorium blijken ook Rotganzen te broeden, bij één Sneeuwuil vinden we zelfs 20 Rotgansnesten. Eén rotgansvrouwtje broedt zelfs op 3 meter afstand van het uilennest. Ook treffen we twee bewoonde poolvossenburchten aan. Bij de laatste zijn de jongen al vrij groot en zien we een vrouwtje met maar liefst 13 jonge poolvosjes. Opnieuw zien we overal lemmingen, en ook de Dwergwezels laten regelmatig hun nieuwsgierige kopjes zien. Zelfs Yasha die zijn hele leven lang hier heeft rondgezworven, kan zich niet herinneren dat deze diertjes hier zo talrijk kunnen voorkomen. Hier zouden eigenlijk alleen hermelijnen horen voor te komen. Waar zijn die in dit jaar gebleven?
Mys Vostochny, vrijdag, 1 juli
Bart Ebbinge. Namens Roeland Bom, Sim Broekhuizen, Doortje Ebbinge-Dallmeijer, Jim de Fouw , Raymond Klaassen, Wojtek Kania, Igor Popov en Yasha Kokorev.

Door mist en ijs op zoek naar Sonja B (weblog 10)

Op vrijdag 1 juli gaan Jim, Roeland en ik naar het Grote Vogeleiland, dat nog door een ijsveld omringd is. Yasha en ik hebben het ijs eerst verkend: met de boot de baai oversteken, boot op het ijs varen, en dan verder naar het eiland lopen. Het blijkt nog sterk genoeg te zijn. Voor het oversteken van de ‘gracht’ rondom het eiland besluiten we de rubberboot weer mee te nemen.
Ik wil graag al om 6 uur naar het eiland toe, maar laat me overhalen om eerst om 8 uur gezamenlijk de maaltijd te gebruiken. Yasha zet Jim, Roeland en mij om 11 uur ’s avonds op het ijs af, terwijl de zon in het noordwesten staat. Het kost even moeite een geschikte plek te vinden om de boot op het ijs te zetten. Als we onze tocht naar het eiland over het ijs beginnen, voelen we de ijsvloer onder onze voeten zachtjes deinen. ‘Vsjo normalnie’, zegt Yasha en wacht even tot we een eindje op pad zijn. Dan duwt hij zijn boot van het ijs af, en vaart weer terug naar het kamp.
Al gauw voelt het ijs veel solider aan, en zonder problemen bereiken we het eiland. Roeland en ik werken Jim in, en de volgende dag komt Yasha Raymond brengen en zouden Roeland en ik weer terugkeren. Het ijs is snel slechter geworden en Yasha heeft een andere route moeten kiezen, waardoor een kortere oversteek over het ijs gemaakt kan worden. We zien Raymond en Yasha naderen. Ze zetten de boot op het ijs, en lopen vervolgens over het ijs in onze richting. Ineens zijn ze niet meer te zien, omdat zich plotseling laag over het ijs mist begint te vormen. We horen hun stemmen, en later horen we de buitenmotor weer. Via de walkietalkie zoeken we contact, maar krijgen alleen het basiskamp te horen. Yasha en Raymond zijn vergeten een walkietalkie mee te nemen. Vanuit het basiskamp zien ze Yasha en Raymond varen, maar vanuit het basiskamp kunnen ze het eiland niet zien. De buitenboordmotor gaat weer uit. Even later horen we ze weer een andere kant op varen.
Na een half uur trekt de mist een beetje op, en ineens verschijnen Yasha en Raymond te voet op het ijs bij het eiland. Snel steken Roeland en ik met de rubberboot de ‘gracht’ over, en gaat Raymond met de rubberboot terug naar Jim in het Behouden Huys. Wij gaan weer op zoek naar de boot, die nog in de mist verscholen ergens op het ijs moet liggen. Yasha heeft met een ijzeren pen een krasspoor over het ijs gemaakt om langs de veilig gebleken route over het ijs terug naar de boot te kunnen keren.
Na enige tijd lopen zijn we zijn krasspoor echter kwijt. Om ons heen zie ik alleen maar mist en ijs. Over het algemeen is het ijs nog stevig, maar hier en daar prikt Yasha met gemak er diep in. Hij adviseert ons hem op enige afstand te volgen. Waar is de boot? We keren op onze schreden terug in de hoop het krasspoor weer te ontdekken. Ineens zegt Yasha: ‘Daar ligt de boot”. Ik zie nog niets, maar hij blijkt gelijk te hebben en even later schuiven we de ‘Sonja B’ weer van het ijs en gaan we varen. We bevinden ons in ons soort meer in een ijsveld, en moeten nu een plek zien te vinden waar we de boot weer over het ijs kunnen schuiven naar het echte open water. Yasha’s fabelachtige richtingsgevoel zorgt ervoor dat we een plek vinden waar we de boot maar over een enkele meters brede rand ijs hoeven te schuiven om in open water te komen. Het is nog steeds mistig, en nu vraagt zelfs Yasha aan mij waar het basiskamp ligt. Mijn GPS komt nu echt goed van pas. Het is niet alleen maar een handig apparaat om de plaats van vogelnesten vast te leggen.
We bevinden ons 2 kilometer van het kamp af en varen er ondanks de dichte mist recht op af. De volgende dag blijkt al het ijs weg te zijn.
In het basiskamp stoken we de banya op, terwijl Raymond en Jim vanuit het Behouden Huys II de rotganzen volgen.
Mys Vostochny, zaterdag, 2 juli
Bart Ebbinge.
Namens Roeland Bom, Sim Broekhuizen, Doortje Ebbinge-Dallmeijer, Jim de Fouw , Raymond Klaassen, Wojtek Kania, Igor Popov en Yasha Kokorev.

Middelste jager: de schrik van de toendra (weblog 11)

Na de hoge temperaturen van rond de 20 graden eind juni, pakt juli geheel anders uit. Een voortdurende straffe Noordenwind maakt het weer guur hier. De wind is vrijwel nooit minder dan 5 Beaufort, and trekt vaak aan tot 6-7 Beaufort. De temperatuur komt niet boven de 13 graden uit, en soms is het niet meer dan 1 graad boven nul. Onder die omstandigheden komen de jonge Krombekstrandlopers, Kleine Strandlopers en Strandleeuweriken uit het ei!
Op de ijsvrije baai is het in onze kleine snelle boten nu een heel gespat en gebeuk in de korte felle golfslag. Bij onze inventarisaties van de broedvogels op alle eilanden moeten we rekening houden met het feit dat de meeuwen juist met sterke wind gemakkelijker hun slag kunnen slaan tijdens de onvermijdelijke verstoring bij onze inventarisatie van de nesten. We gaan de eilanden tijdens het broeden dan ook maar één keer controleren. De ganzennesten dekken we dan weer snel toe met het dons. Daardoor gaat er gewoonlijk vrijwel geen legsel verloren door de meeuwen.
Een bezoek aan de verder weggelegen Bakeneilanden is onder deze weersomstandigheden helemaal niet mogelijk. We besluiten zolang mogelijk te wachten met de inventarisatie. Maar de vroege aankomst van de rotganzen dit jaar, betekent ongetwijfeld ook dat de eerste jongen vroeg uit het ei komen, en voor die tijd moeten we toch de nesten geïnventariseerd hebben. De vroegste geboortedatum van rotganzen tot nu toe bij ons onderzoek was op 11 juli. Dat was vorig jaar.
Ondertussen zijn er tal van andere activiteiten die we wel kunnen doen. Op 3 juli varen Yasha, Sim, Wojtek, Doortje, Roeland en ik in 2 bootjes naar het grote eiland Farwaternie aan de overkant van de baai. Met deze wind meteen een mooie vuurdoop voor Roeland als schipper op zo’n snelle Russische boot. We varen naar de oostzijde van dat eiland, waar we op een beschutte plaats aan kunnen leggen.
Farwaternie meet ongeveer 5 kilometer bij een kleine 4 kilometer. Door zijn grootte is het eigenlijk meer een stuk toendra dan een echt vogeleiland. In sommige jaren is er een bewoonde poolvossenburcht op het eiland zelf. Dat was vorig jaar ook het geval, en toen broedden er vrijwel geen steltlopers en ganzen op Farwaternie. Dit jaar met al die lemmingen ziet dat er ongetwijfeld anders uit. In jaren zonder poolvossen op Farwaternie broeden daar tientallen paren Kolganzen, en ook kleinere aantallen Rotganzen.
Nu treffen we er heel wat paartjes Franjepoten aan, zowel Rosse als Grauwe. Verder ook hier Zilverplevieren, Gestreepte Strandlopers, Krombekken, Kleine Strandlopers, Bonte Strandlopers en een enkele Temmincks Strandloper. Het aantal Kolganzen valt erg tegen, maar tot onze verassing vinden we maar liefst drie nesten van Sneeuwuilen.
Rondom één van de Sneeuwuilen broeden maar liefst 11 paar Rotganzen. Twee ervan vangen Roeland en ik met een sleepnetje. We wegen ze en voorzien ze van een ring. Verder vindt Sim alleen een Roodhalsgans op haar nest, maar nergens vinden we andere Rotganzen. Waarom concentreren ze zich dit jaar op Farwaternie zo rondom die ene uil?
Als we teruglopen naar onze bootjes ziet Roeland ineens een poolvos. Kennelijk zitten er dit jaar toch weer poolvossen op Farwaternie. Dat kan het kleine aantal Kolganzen verklaren. Met al die lemmingen, hebben de steltlopernesten kennelijk niet veel van de poolvos te duchten, maar de grotere ganzeneieren blijven zelfs nu een aantrekkelijke buit voor de vos. Deze Rotganskolonie ligt recht tegenover ons basiskamp. Hij leent zich daardoor goed voor een vergelijkende studie met de Rotganzen die tussen de meeuwen op de vogeleilanden broeden. Jim, Raymond en Roeland willen graag een etmaal lang continu registeren wat de broedende rotganzen en hun partners doen. Op maandag 4 juli gaan we om 18.00 uur aan deze 24-uurs sessie beginnen. Raymond en Jim gaan vanuit het Behouden Huys II waarnemen, en Roeland, Doortje en ik op Farwaternie. Eerst moeten we daar een schuiltent met slaaptent ernaast opbouwen. Vandaar uit kunnen we de ganzen ongestoord waarnemen. Ieder steeds 2 uur op, en 4 uur af, en elke 5 minuten registeren wat de ganzenparen doen. De wind zwakt wat af, maar het regent wel regelmatig. Moeder uil zit op het nest haar pasgeboren kuikens warm te houden, en vader uil schuilt wat langs de oever van de baai. Zijn witte hoofd kunnen we net achter de rand van het eiland zien. Af en toe vliegt hij met een gevangen lemming naar het nest, maar wordt dan op een verschrikkelijke manier aangevallen door Middelste jagers die ook hier broeden. Drie paartjes rondom de Sneeuwuil. Snel een lemming afleveren en wegwezen is wat het mannetje Sneeuwuil doet. Zelfs de wat grotere moeder uil krijgt er af en toe van langs door de Middelste jagers. We dachten eerst dat de uilen het wel erg gemakkelijk zouden hebben nu er zoveel lemmingen zijn, maar hadden ons nooit gerealiseerd wat voor effect die Middelste jagers hebben. Wellicht verklaart dat ook dat er maar één paartje Ruigpootbuizerds tot broeden is gekomen, terwijl dat toch ook een echte lemmingspecialist is. Wel hebben we diverse paren Ruigpootbuizerds gezien. Zelfs met nesten in aanbouw. Maar als je ziet hoe ze er van langs krijgen door die Middelste jagers, lijkt het erg moeilijk voor ze om lemmingen te bemachtigen. Ook de Taimyrmeeuwen, die we in andere lemmingpiekjaren (1991 en 1994) regelmatig met lemmingen van de toendra naar de vogeleilanden zagen vliegen, zien we dat nu niet doen. Zodra ze zich boven de toendra vertonen krijgen ze er van de Middelste jagers van langs. Van de Kleinste jager zien we dit jaar ook maar een enkel paar tot broeden komen. Wellicht ook aan de kant gezet door die Middelste jagers. Ook Igor heeft het niet op de Middelste jagers die hem bij het controleren van zijn lemmingvallen duchtig aanvallen. Een duikvlucht gevolgd door een lel met hun poten.
Dinsdagavond als de 24 uur erop zitten vangen en ringen we nog één van de Rotganzen bij de Sneeuwuil en keren in onze boot terug naar het basiskamp. Moe maar voldaan.
 
Mys Vostochny, woensdag, 6 juli
Bart Ebbinge (namens Roeland Bom, Sim Broekhuizen, Doortje Ebbinge-Dallmeijer, Jim de Fouw , Raymond Klaassen, Wojtek Kania, Igor Popov en Yasha Kokorev)

Het blijft maar waaien (weblog 12)

(foto: Rotgansmoeder met pasuitgekomen kuiken)
Altijd wind! Alleen tussen 6 juli 18.00 en 7 juli 2.00 uur zwakt de wind af, en dit ‘gaatje’ wordt onmiddellijk door Raymond, Jim en Roeland benut om het Behouden Huys II te verlaten en de broedende Rotganzen op het Grote Vogeleiland op het nest te vangen en te ringen. Ze inventariseren alle meeuwen- en ganzennesten en ringen 12 Rotganzen met kleurringen. Daarna trekt de onverbiddelijke wind weer aan. Steeds uit de noordhoek.
Op 7 juli ruimen we het kamp wat op. We verbranden het afval dat we in tot verbrandingsovens omgebouwde olievaten hebben verzameld. Omdat het maar blijft waaien, besluiten we de vrijdag (8 juli) tot zaterdag te verklaren, zodat we er een banyadag (traditioneel op zaterdag) van kunnen maken. Igor gaat akkoord.
Doortje, Roeland en ik gaan te voet naar de 68 meter hoge Wysokaya om daar Rotganzen te vangen en te ringen, die rondom de Sneeuwuilen broeden. Als we terugkomen, kunnen we meteen heerlijk de door Igor gloeiend heet gestookte banya in.
Op 9 juli (voor ons dus eigenlijk een verlate vrijdag) waait het nog steeds te hard om de eilanden te inventariseren, en daarom varen Raymond, Jim, Yasha en ik met de boot zoveel mogelijk onder de beschutting van de kust naar de Spakoina-rivier. Waar ook Rotganzen rondom Sneeuwuilen broeden. Om die te ringen. Igor vangt zijn lemmingen, Sim bestudeert de dwergwezels, en Wojtek volgt nauwgezet de vele families Kleine Strandlopers die hij van kleurringetjes heeft voorzien.
Na onze vrijdag komt dus de zondag (10 juli). Het waait nog steeds zo’n 4-5 Beaufort uit het noorden. We moeten toch wat, omdat nu elk moment de eerste Rotganskuikens uit het ei kunnen komen. Daarom besluiten we de kleinere rotsachtige Vogeleilanden te gaan inventariseren. Daar zijn de Rotganzen bij verstoring door ons vaak beter in staat hun nesten te verdedigen tegen de meeuwen dan op de vlakke Bakeneilanden. Mocht er toch te veel predatie optreden door ons bezoek, dan kunnen we de actie na het eerste eiland stoppen. We gaan met 2 boten en 7 personen.
Het gaat om 10 verschillende eilandjes waarvan het Huiseiland en het St. Joseph-eiland de grootste zijn. Het gaat verassend goed. De meeste meeuwen zijn vooral druk bezig ons te proberen te verjagen, en laten de ganzen met rust. Veel meeuwenkuikens zijn net uit het ei gekomen. Ook blijken de eerste paren Rotganzen al kuikens te hebben. Maar gelukkig zien we geen van de ganzenkuikens in een meeuwenmaag verdwijnen. Het aantal ganzen dat op de eilanden broedt, is beduidend lager dan vorig jaar. Toen was het aantal op de eilanden broedende Rotganzen extreem hoog. De aantallen meeuwen zijn ietsje hoger dan vorig jaar.
De volgende dag (11 juli) is de wind nog steeds te hard om naar de Bakeneilanden te gaan. Die dag benutten we vooral om alle in zakboekjes en op de GPS-en verzamelde gegevens in te voeren in de computer. Roeland en Jim gaan ook nog even naar de Wysokaya om nog een aantal Rotganzen daar van ringen te voorzien.
Dinsdag 12 juli. Eindelijk gaat de wind vrijwel liggen. Minder dan 2 Beaufort. Wat een opluchting. We kunnen naar de Bakeneilanden. Maar hoe zit het met de ganzenkuikens? De Bakeneilanden zijn omringd door zandplaten. Bij een getijverschil van niet meer dan 20 centimeter, moeilijk te bereiken per boot. Tot op 4 kilometer afstand kunnen we met onze 2 bootjes komen. Daarna te voet verder waden. De bootjes voor anker. We ‘doen’ eerst met zijn zevenen het grootste en meest zuidelijke van de drie Bakeneilanden. Resultaat: 632 meeuwennesten, 10 Grote Burgemeesters, 20 Roodkeelduikers en 82 Rotgansnesten. Vooral dicht tussen de meeuwen vinden we veel Rotganzen waarvan er al diverse met kuikens. Hoewel het wat predatie betreft allemaal goed gaat, besluiten we toch de twee andere Bakeneilanden met rust te laten. Voor de vergelijking met vorig jaar zijn de gegevens van dit ene eiland voldoende. Vorig jaar vonden we op het zuidelijke Bakeneiland maar liefst 219 Rotgansnesten en 508 meeuwennesten. Don’t push your luck!
Als we terugvaren trekt de wind al weer aan, zodat we toch weer tegen de korte golven op moeten beuken.
Mys Vostochny, 13 juli 2005
Bart Ebbinge (Namens Roeland Bom, Sim Broekhuizen, Doortje Ebbinge-Dallmeijer, Jim de Fouw , Raymond Klaassen, Wojtek Kania, Igor Popov en Yasha Kokorev)

Raadsel opgelost: het zijn dwergwezels (weblog 13)

Met een bezwaard gemoed zet ik me achter de computer. Bezwaard, omdat ik zojuist wellicht één van de hier broedende Middelste jagers heb gedood. Er zijn dit jaar, vanwege de hoge lemmingendichtheid, veel broedparen die elk hun territorium met verve verdedigen door ongewenste indringers een klap met hun poten te verkopen. Die poten zijn behoorlijk groot en een “head bang” kan soms behoorlijk aankomen. Een oplossing kan zijn om een stok boven je hoofd te houden. Rond het kamp grenzen de territoria van deze vogels aan elkaar en een aanval is dus niet te vermijden. Nu reageren de Middelste jagers verschillend: er zijn paren die je al krijsend tegemoet vliegen en dan weet je wat je te wachten staat. Er zijn er echter ook die geen kik geven, zodat je ineens een zoef boven je hoofd hoort, of, zoals nu bij mij, onverwacht een klap achter op je hoofd krijgt. Het stokje was dus weer nodig. Ook daar reageren de vogels verschillend op: voor sommigen is alleen het stokje afdoende, anderen weten het toch te omzeilen en raken je dan van opzij. Door met het stokje boven je hoofd heen en weer te zwaaien kan je de dieren wat onzeker maken, zodat ze hun duikvlucht wat eerder afbreken en weer optrekken. In mijn geval liet de verdediger zich echter niet kennen. Terwijl ik rond spiedde of ik niet te dicht bij een steltlopernestje kwam, voelde ik plots een hevige klap tegen mijn stokje. Verschrikt opkijkend zag ik een Middelste jager zieltogend op zijn rug achter me liggen. “Die gaat dood”, was mijn eerste gedachte. Toen ik hem echter nader wou bekijken zag ik dat de ogen toch nog bewogen. Ik heb hem overeind gezet en ben toen maar weggegaan, denkend dat de kans dat hij toch nog zou bijtrekken groter was als hij niet de grote indringer naast zich zou zien. Of hij het toch nog zal halen? Vanavond zal ik het weten.
Nog thuis in Nederland kreeg ik van Maurice la Haye, één van de leden van de eerste groep hier, een prachtige foto toegestuurd van wat hij dacht dat een wezel was (zie ook weblog 5). Er werden meerdere van deze diertjes gezien en er scharrelde er zelfs één rond de hutten van het kamp, de baloks. Nu was er in al de acht jaren dat hier eerder onderzoek is gedaan nooit een wezel waargenomen. Wel af en toe een hermelijn en onze Russische collega’s waren er van overtuigd dat de nu waargenomen dieren ook hermelijnen waren. Wezels kwamen hier nu eenmaal niet voor. Dus moest het thuisfront met een overtuigend antwoord komen op de vraag wat deze “hezel of wermelijn” nu precies was. Raadpleging van de handboeken gaf uitsluitsel: het waren dwergwezels. Dwergwezels zijn echte wezels, maar ze worden als ondersoort onderscheiden op grond van de tekening en de kleur van hun vacht. De scheiding tussen de bruine bovenkant en de witte onderkant is bij de dwergwezel een rechte lijn, in tegenstelling tot bij “onze Nederlandse” wezels, waarbij dat een kronkellijn is. Ook bij de hermelijn is die scheiding recht. Bij ons geldt de vorm van die scheiding als een kenmerkend verschil tussen hermelijn en wezel, vandaar ook een deel van de verwarring. Bij dwergwezels is, anders dan bij onze wezels, ook de bovenkant van de voorpoten wit. Dat was goed te zien op de foto. En dwergwezels worden in de winter wit en in de zomer weer bruin; net als bij ons de hermelijnen, maar anders dan bij onze wezels die ook ’s winters bruin blijven. Nu waren er alleen dieren met een bruine bovenkant gezien, dus dat bood in juni weinig uitkomst. Het korte staartje wees overigens ondubbelzinnig op een wezel. Dwergwezels zijn overigens nauwelijks kleiner dan onze wezels.
Eenmaal hier in het kamp aangekomen kreeg ik van Maurice, die weer terug naar zijn hamsteronderzoek moest, een zakje met een wezeltje in de hand gedrukt. Het dier was gevonden bij de ingang van pijp van een burcht van een poolvos, samen met een aantal lemmingen. Daar stond ik, als zoogdierenman, voor het eerst van mijn leven met een (dode) dwergwezel in mijn hand. Het begin van een verondersteld onderzoek.
Al mijn lotgenoten hier zijn vogelaars, op Igor Popov na. Igor bepaalt al jaren de relatieve dichtheid van de lemmingenstand hier en hij heeft een vaststaand programma. Ook de vogelaars weten direct wat ze moeten doen: nesten zoeken, vogels vangen en van ringen voorzien, eieren opmeten en wegen, enz. enz. Maar hoe ga je op de toendra wezels onderzoeken en wat zou je überhaupt moeten onderzoeken? De nijpende vraag is natuurlijk waar die dwergwezels nu ineens vandaan komen, als ze noch in de periode 1990-1995, noch bij onze expedities in 2002 en 2004 hier zijn gezien. Yasha Kokorev, ornitholoog uit Norilsk, die hier al jaren het gebied bezoekt, had ze hier ook nog nooit gezien. Het moet welhaast iets te maken hebben met de hoge lemmingendichtheid, maar in 1991 en 1994, de laatste lemmingpiekjaren waarin hier onderzoek werd gedaan, waren ze er niet. Een raadsel dus. Hoe verder?
Mys Vostochny, donderdag, 14 juli
Sim Broekhuizen
Mede namens Bart Ebbinge, Doortje Ebbinge-Dallmeijer, Roeland Bom, Jim de Fouw, Raymond Klaassen, Wojtek Kania, Igor Popov en Yasha Kokorev.

Dwergwezels vervolg (weblog 14)

Iemand van de eerste ploeg zei me nog: bij iedere steenhoop of rotspartij zitten er één of meer. Dus daar eerst maar eens gaan kijken. En waarachtig, bij de eerste steenhoop kwamen al na een poosje rustig zitten twee dwergwezeltjes nieuwsgierig kijken. Het leken me nog jonge dieren te zijn. Ook de volgende dag, bij een andere rotspartij, scharrelde er al snel zo’n ogenschijnlijk jong dier rond. De eerste rotspartij was overzichtelijker, dus daar maar eens wat langer gekeken. Wéér zo’n klein jong beest. Dezelfde?
De eerste groep had wel eens zeven dieren bijeen gezien. Allemaal jongen? Na enige tijd verdween het diertje weer onder de stenen, en liet zich niet meer zien. Dan begint het urenlang langzaam om je heen kijken, waarbij de gedachten in een steeds lagere versnelling raken. De verwachtingen worden minder, maar je hebt je nu eenmaal voorgenomen te blijven zitten tot het avondeten. Plotseling schrik ik op. Wat komt daar voor iets wits over de toendra aangedwarreld? Poolvos? Veel te klein. Waarachtig, het is een nog bijna geheel witte wezel. Ze gaat direct naar de plaats waar het jonge wezeltje verdween en ik hoor de vriendelijke ontmoetingsgeluidjes die ook marters maken als ze bij hun jongen komen. Waarschijnlijk een vrouwtje dus dat ook nog van vóór de winter moet zijn. Het betekent wellicht dat al die leuke van boven bruine dieren die tot nu toe gezien zijn allemaal dit voorjaar geboren zijn en gelijk hun zomervacht hebben gekregen. Dat kan gemakkelijk, want de wezel die ik van Maurice kreeg was een vrouwtje en was drachtig van 10 jongen. Dat tikt aan. Ze was zelf trouwens ook mooi bruin en dat zou dan betekenen dat ze zelf ook dit jaar geboren was en nu met de tweede of misschien al derde generatie bezig was. 10 x 10 x 10…… het kan hard gaan met die wezeltjes. Overigens zijn van die 10 jongen er gemiddeld waarschijnlijk vijf mannetjes en die worden zelf niet drachtig en lang niet alle jongen halen de geslachtsrijpe leeftijd. Maar toch.
Na deze observatie heb ik overigens geen wezels meer bij de rotspartijen gezien. Het voordeel van vossen en vogelaars om je heen is dat je niet alleen zelf op ontdekking hoeft. Bij de poolvossenburcht vond Doortje een paar dagen later weer een wezel: een grote man in overgangskleed. De bovenkant van de kop was al helemaal bruin en de rug goeddeels. Dit was dus waarschijnlijk een echte oude man; een indicatie te meer dat al die al mooi bruine dieren nog jong waren. Wonderlijk dat die dieren er nog zo wit bij lopen terwijl er nauwelijks meer sneeuw te vinden is op de toendra. Maar dat komt doordat het dit jaar allemaal heel vroeg is hier. Op de foto’s bij de weblogs uit 2002 is te zien hoe op 6 juli nog emmers sneeuw op de kachel stonden te ontdooien voor de watervoorziening. Nu halen we water uit een beekje, op 12 juli 2002 liepen Igor en Joera nog op het ijs voor de kust om te zien hoe ze ’s bootje weer in open water konden krijgen en op 17 juli dreven er nog grote ijsschotsen voorbij. Niets van dat al nu, maar daaraan kunnen de dwergwezels zich blijkbaar niet zo snel aanpassen. Trouwens: zolang je onder de sneeuw leeft en daar de gangen van de lemmingen kunt gebruiken maakt het niet uit welke kleur je hebt. Dat gaat pas tellen als de sneeuw gesmolten is. Tenzij je natuurlijk ook in de herfst en winter over de sneeuw grote afstanden gaat afleggen, zoals misschien toch afgelopen jaar is gebeurd.
Overigens: ook de mannetjes van de sneeuwhoenders zijn nu pas bezig hun witte verenkleed te vervangen door het bruine zomerkleed. Dat de dwergwezels al in de winter hier aanwezig waren blijkt uit de door dwergwezels gekraakte winternesten van lemmingen. Bij de vogelinventarisatie hier rond het kamp vond Raymond Klaassen als eerste zo’n lemmingnest dat vol zat met losgetrokken stukjes lemmingvacht met daarnaast lemmingschedeltjes die aan de achterkant waren open gebeten. Rond het nest lagen verschillende latrines van wezelmest. Zo’n vondst leidt tot een nieuw zoekbeeld en nu hebben we al vier van zulke gekraakte lemmingnesten gevonden. Maar waar zijn de wezels nu, nu de winternesten aan het vervallen zijn en ze ook minder bij de rotspartijen worden gezien?
Vanmiddag bleek dat het zoekbeeld uitgebreid moet worden. Raymond vond weer een hoeveelheid losgetrokken lemmingvacht, nu voor de opening van een lemminggang in een droger deel van de toendra. Op een meter afstand lag weer een mooie, nog niet erg oude latrine met wezelmest. Blijkbaar zijn grote delen van de toendra nu zo droog dat de wezels ook daar in de lemminggangen kunnen blijven slapen. Maar het wordt zo wel erg lastig iets te zeggen van de aantallen wezels. De nog witte wezel die ik eerder over de toendra aan zag komen lopen en die later weer verder ging, liet zien dat in korte tijd toch behoorlijke afstanden kunnen worden afgelegd. Maar ja, de toendra hier is bijkans eindeloos. Yasha vertelde aan het ontbijt dat hier, in een gebied bijna zo groot als Nederland, nu nog ongeveer 19 mensen verblijven, waarvan wij er 9 zijn.
Hoewel systematisch onderzoek aan dwergwezels hier lastig lijkt, komen er steeds weer nieuwe, onverwachte waarnemingen die stukjes opleveren van een grote legpuzzel waarvan het voorbeeld ontbreekt. Benieuwd wat de komende maand nog gaat opleveren.
Mys Vostochny, donderdag, 14 juli
Sim Broekhuizen (Mede namens Bart Ebbinge, Doortje Ebbinge-Dallmeijer, Roeland Bom, Jim de Fouw , Raymond Klaassen, Wojtek Kania, Igor Popov en Yasha Kokorev).
P.S. Toen ik zojuist ging kijken hoe het met mijn slachtoffer (lees weblog 13) was afgelopen, werd ik tot mijn opluchting weer aangevallen door twee Middelste jagers, waarvan me er één nog fanatieker leek dan voorheen.

Topjaar lemming en rotgans én de Ross' meeuw! (weblog 15)

Bij het schillen van de aardappels laat ik mijn gedachten even over de afgelopen weken gaan. Elke dag heeft één van ons corvee en vandaag is het mijn beurt. ’s Morgens een stevige havermoutpap, en voor de avond ditmaal als delicatesse gekookte aardappels bij de gebakken vis. We hebben naast poeder voor aardappelpuree, pasta en rijst, ook wat echte aardappels meegenomen. Hier dringt pas tot je door hoe lekker die zijn.
Er is veel gebeurd. In dit topjaar voor lemmingen is de toendra vol leven. Voor ons ook vol nieuwe verassingen. De theorie die we aan het formuleren waren om de meer dan tien slechte jaren voor de rotgans te verklaren, lijkt dit jaar in ieder geval geen stand te houden. Ons idee was dat door het warmer worden van het klimaat er vaker dooiperiodes in de lange Siberische winters zouden optreden. Dat daardoor echte lemmingpiekjaren niet meer mogelijk waren. Jaren waarin de vogels juist zo goed kunnen broeden. Lemmingen moeten het immers hebben van een veilig sneeuwdek waarin ze de hele winter onder de sneeuw bepaald niet stil zitten. Dit jaar lijkt het echter weer een echt topjaar voor de lemmingen te zijn, zoals in 1982, 1985 en 1988.
Als de jonge rotganzen, die de afgelopen dagen uit het ei zijn gekomen, het gaan redden, kunnen we in West-Europa weer een ouderwets topjaar met veel jonge vogels tegemoet zien.
Vorig jaar hebben de Rotganzen al redelijk gebroed, en het afgelopen seizoen (2004-2005) zagen we zelfs 20 % eerstejaars vogels. Als de geslachtsrijpe vogels dit jaar goed broeden, moet daarom een percentage van 40 % eerstejaars de komende winter tot de mogelijkheden behoren. Een eerste analyse van de vele gegevens die we hier verzamelen, laat al zien dat de legselgrootte bij de Rotgans dit jaar prima is. Bij 61 nesten van Rotganzen die hier dit jaar bij Sneeuwuilen broeden, vonden we gemiddeld 4,4 ei per nest. Op de Vogeleilanden, waar de Rotganzen tussen de meeuwen broeden, gemiddeld 3,7 ei per nest.
Tijdens de piek van het uitkomen van de jonge Rotganzen tussen 12 en 15 juli was de wind eindelijk zwak. Dan kunnen de ouderganzen hun pas uitgekomen jongen goed tegen de meeuwen verdedigen. Veel families zijn veilig weggezwommen van de Vogeleilanden. Hier bij ons kamp zagen we ook enkele families met kuikens aan komen zwemmen. Pas een paar dagen uit het ei en dan meteen 3 tot 8 kilometer zwemmen om de rijke en veilige voedselgronden langs de toendrabeekjes te bereiken.
Op woensdag 13 juli hebben we het eiland Vjerchny, dat midden in de Pyasinadelta l
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor