Waddenzee dreigt knelpunt te worden voor kanoet
• 26-04-2010
• leestijd 2 minuten
De Nederlandse Waddenzee dreigt door een afnemende voedselvoorraad een knelpunt te worden in de jaarlijkse migratiecyclus van de kanoet. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Casper Kraan. Hij bestuurde twee ondersoorten van de kanoet. ‘Het lijkt erop dat beide soorten er niet meer in slagen om voldoende aan te sterken in het Waddengebied,’ zegt Kraan
Casper Kraan bestudeerde twee ondersoorten van de kanoet: de Calidris canutus islandica en de Calidris canutus canutus. De islandica broedt op de Canadese en Groenlandse toendra en vliegt daarna naar het Waddengebied om te overwinteren. De canutus broedt in Siberië en gebruikt de Waddenzee om aan te sterken voor de laatste etappe naar westelijk Afrika. Kraan: ‘De twee ondersoorten hanteren dus een verschillende strategie, maar hebben hetzelfde probleem: de afnemende voedselvoorraad.’
Vervlakking
Kraan onderzocht het bodemleven van de droogvallende wadplaten. ‘De Waddenzee is sinds de jaren vijftig enorm verarmd,’ aldus Kraan. ‘Het aantal schelpdieren en kreeftachtigen is gedaald, terwijl het aantal wormen gelijk is gebleven. Veel van de diertjes die extra structuur gaven aan de wadplaten, zijn sterk in aantal afgenomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor mossels en kokkels. Die vervlakking van het wadsysteem werkt negatief door op de kanoetenpopulatie. Tussen 1996 en 2005 verloren overwinterende kanoeten 55 procent van hun geschikte fourageergebied. De afname van het aantal kanoeten met 42 procent verliep vrijwel parallel.’
Nonnetjes
Het nonnetje, een schelpdier dat dient als belangrijkste kanoetenvoedsel, stond centraal tijdens het onderzoek van Kraan. ‘Vroeger was dat een veel voorkomend schelpdier in het Waddengebied, tegenwoordig is het een bijzonderheid als je een nonnetje aantreft in een bodemmonster. Eén van de mogelijke oorzaken is de mechanische kokkelvisserij die tot 2005 nog was toegestaan, waardoor de kwaliteit van schelpdieren afnam. Maar er zijn ook andere schadelijke invloeden, zoals de recente warmere winters,’ benadrukt Kraan.
Voorspellend model
Kraan ontwikkelde een wiskundig model waarmee de relatie tussen diersoort (in dit geval het nonnetje) en omgevingsvariabelen kan worden verklaard. ‘De bestaande wiskundige aanpakken voldeden niet om de zogeheten ruimtelijke autocorrelatie te verklaren. Autocorrelatie is het idee dat een groep nonnetjes op een bepaalde plaats niet onafhankelijk is van een groep nonnetjes verderop. Nu is er een nieuwe methode die de relatie tussen een diersoort en zijn habitat beter kan voorspellen. Niet alleen voor nonnetjes, maar bijvoorbeeld ook voor zeehonden of vegetatie. We kunnen nu netjes aantonen welke omgeving een bepaalde soort prettig vindt en welke juist niet.’
Casper Kraan voerde zijn onderzoek uit bij het NIOZ, Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek. De titel van het proefschrift luidt: Spatial ecology of intertidal macrobenthic fauna in a changing Wadden Sea. No. ISBN: 978-90-367-4231-3.