'VROM mist greep op bodemsanering'
• 09-03-2005
• leestijd 2 minuten
Van hoog tot laag rammelt het bodemsaneringsbeleid. De minister van VROM heeft er te weinig grip op, en provincies en gemeenten zijn weinig kostenbewust en controleren onvoldoende. Dat schrijft de Algemene Rekenkamer in een dinsdag verschenen rapport.
Voor de Rekenkamer is het bijna om moedeloos van te worden. De afgelopen vijftien jaar heeft zij al vaker de problemen rond de miljarden vergende aanpak van vervuilde grond aangekaart. Er zijn 750.000 verdachte locaties; tussen 2005-2009 heeft het Rijk 1 miljard euro uitgetrokken om ze schoon te maken.
Na signalen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat de voortgang van bodemschoonmaak hapert, dook de Rekenkamer weer in het onderwerp. In haar jongste rapport, Voortgang Bodemsanering gedoopt, doemt een somber beeld op. VROM staat te kijk wegens een te gebrekkige greep op de zaak. "Het is niet duidelijk hoeveel verontreinigingen moeten worden gesaneerd, wat dat gaat kosten en hoe dat gefinancierd zal worden." Daarnaast is de kwaliteit van de saneringsoperatie onvoldoende gewaarborgd.
De minister, lees staatssecretaris Van Geel (Milieu), kiest als oplossing vooral voor het bijstellen van ambities en doelstellingen, aldus de Rekenkamer. Twee jaar geleden is dat gebeurd en daarbij is onder druk van bezuinigingen ook nog eens de termijn waarop de landelijke operatie klaar moet zijn, zeven jaar opgeschoven naar 2030.
Investeringen van bedrijven en particulieren bleven achter, terwijl VROM uitging van een aandeel van driekwart in de saneringskosten. In plaats van de voorziene 2400 operaties is het tempo daardoor gezakt tot duizend per jaar.
Maar ook de voor de uitvoering verantwoordelijke provincies en gemeenten krijgen onder uit de zak van de Rekenkamer. Zij zijn niet zuinig genoeg, ook al meent de Rekenkamer dat in de meerjarige financieringsaanpak van VROM prikkels voor kostenbeheersing ontbreken. De lagere overheden zouden kritischer kunnen aanbesteden en scherper toezien op de uitvoering van de plannen. Ook op locatie mist de Rekenkamer voldoende controle. Daardoor kunnen provincies en gemeenten "niet goed vaststellen of de verontreinigde grond op de voorgeschreven wijze is afgevoerd".
Ingenieursbureaus, door deze overheden ingeschakeld voor saneringsplannen, zouden ondeugdelijk werk leveren. Uit een onderzoek bij 25 bodemsaneringen blijkt dat bijna alle onderzochte overheidsoperaties 10 tot 30 procent duurder uitvielen dan geraamd, meestal omdat er meer grond afgegraven moest worden dan voorzien.
Minister Dekker en staatssecretaris Van Geel erkennen in een reactie dat het financiële beheer en het milieukundig toezicht "sterk verbeterd" moeten worden. Maar verder ligt volgens hen de bal bij provincies en gemeenten, planning en uitvoering horen "in de eerste plaats" daar thuis. Zij hebben het beste zicht op de lokale situatie. Planning op rijksniveau is in Nederland "niet wenselijk", omdat bodemsaneringen onderdeel uitmaken van een veel groter project zoals bijvoorbeeld woningbouw, aldus de VROM-bewindslieden. "Niet zelden wordt pas met sanering gestart als de financiering van het gehele project rond is."
Wel vindt VROM het van belang dat er zicht is op het totale aantal bodemsaneringen. Het ministerie spreekt van 600.0000 verdachte locaties. De ervaring leert dat ongeveer 10 procent ook echt schoongemaakt moet worden. Dat moet voor 2030 gebeuren.
(Bron: ANP)