In februari 2016 kwam bij DWHC een melding binnen van een boswachter uit Gelderland dat hij een dode vos had gevonden. Omdat dit al de vierde vos was die binnen een kort tijdsbestek dood in het gebied lag, is het dier opgehaald voor onderzoek naar de doodsoorzaak.
De vos (
Vulpes vulpes
) was een vrouwelijk, volwassen dier. Ze was in een slechte voedingstoestand. Op haar huid was een kale plek zichtbaar en ze had oppervlakkige wonden aan de staart. Het dier was aan het verharen en had vele ectoparasieten, waaronder teken. De kale plekken waren niet door schurftmijt ontstaan, maar waarschijnlijk het gevolg van schuren en bijten/likken in verband met de jeuk, veroorzaakt door het verharen en/of door de ectoparasieten. De doodsoorzaak van de vos was een longontsteking die was veroorzaakt door de parasiet Toxoplasma gondii.
Toxoplasma gondii
behoort tot de protozoa en komt wereldwijd bij zeer veel diersoorten voor. De levenscyclus van deze parasiet kent eind- en tussengastheren. Alleen katachtigen kunnen eindgastheer zijn. Katten die voor het eerst besmet raken met deze parasiet, scheiden in een paar weken miljoenen eitjes uit. Mogelijk kan een besmette kat later opnieuw eitjes uitscheiden, bijvoorbeeld wanneer het immuunsysteem van de kat wordt aangetast. De eitjes kunnen tot wel 1,5 jaar besmettelijk in de omgeving aanwezig blijven. Muizen, kleine knaagdieren en vogels zijn de ‘eigenlijke’ tussengastheren, maar in principe kunnen alle warmbloedige dieren tussengastheer zijn voor Toxoplasma. De tussengastheer loopt de Toxoplasma-parasiet op door met eitjes besmet voedsel te eten, waarna weefselcysten worden gevormd. Van besmette muizen is bekend dat zij hun schuwheid voor katten verliezen en zo een gemakkelijke prooi vormen.