Steeds vaker wordt de beschermde vleermuis ingezet om nieuwe windmolenparken tegen te houden. Vleermuizen blijken namelijk de draaiende windmolens niet altijd te kunnen ontwijken.
Vleermuizen trekken in de nazomer richting hun winterslaapverblijf. Hierbij vliegen ze vaak langs dijken en groensingels. Als ze dan een windmolen tegenkomen, ziet hun sonar niet altijd de draaiende rotorbladen. De sonar van een vleermuis kijkt zo’n 1,5 tot 10 meter vooruit in een smalle bundel. De vleermuis kijkt daardoor tussen de wieken door maar beseft niet dat die wieken draaien. Het lijkt dan voor hem alsof er geen obstakel is. Het gevolg laat zich raden: omdat de snelheid aan de tip van het rotorblad zo’n 200km/u kan zijn, is ontwijken vrijwel onmogelijk.
Stilzetten
De oplossing voor dit probleem is relatief eenvoudig. Vleermuizen vliegen uitsluitend bij windsnelheden van maximaal 4 tot 6 meter per seconde en dan alleen tijdens relatief warme nachtelijke uren. Door de windmolens tijdens dit soort weersomstandigheden stil te zetten, daalt de kans op slachtoffers tot nul.
Omdat de vleermuis een beschermd dier is, moeten de bouwers van windmolenparken het risico op slachtoffers in kaart brengen. Als rond de plaats waar de molens gebouwd gaan worden een foerageergebied ligt of als de molens in een trekroute liggen, bewandelen actiegroepen regelmatig de weg naar de rechter om de bouw te voorkomen. Rechters blijken gevoelig voor dit soort argumenten en leggen de eigenaren van windmolens regelmatig de verplichting op om windmolens stil te zetten bij windsnelheden onder de 5 m per seconde en tussen zonsondergang en zonsopgang.