Na andere halve eeuw is er eindelijk bewijs dat visetende vogels helpen bij de verspreiding van plantenzaden. Wanneer zo'n vogel een vis eet die zaden in zijn maag heeft, worden deze zaden alsnog met succes verspreid. Dit wordt ‘secundaire dispersie’ genoemd. De zaden komen hierdoor op plekken terecht waar ze anders nooit zouden komen. Charles Darwin suggereerde dit al.
Onderzoek braakballen
Aquatisch ecoloog Casper van Leeuwen van het NIOO-KNAW en een team van internationale onderzoekers zochten naar bewijs voor de theorie van Darwin door te kijken naar aalscholvers. Een aalscholver eet ongeveer 500 gram vis per dag. Hij kan niet alles verteren en braakt een gedeelte van zijn voedsel uit in de vorm van een braakbal. Deze pakketjes kunnen goed onderzocht worden. Op zeven plaatsen in Europa bestudeerden Van Leeuwen en zijn collega’s aalscholverkolonies. In een op de drie braakballen werden plantenzaden aangetroffen.
Betere verspreiding plantensoorten
Deze zaden hebben de aalscholvers niet direct binnengekregen, maar via een prooi. De grote verscheidenheid aan zaden viel op. Er werden 21 plantensoorten gevonden behorende tot 16 verschillende families.
"Vissen eten voor een deel andere zaden en waterdiertjes dan watervogels", zegt Van Leeuwen, "inclusief bijvoorbeeld gezonken zaden die buiten het bereik van watervogels zijn geraakt."
Dankzij de aalscholver krijgen sommige plantensoorten de kans om in nieuwe gebieden door te dringen. Door directe verspreiding zou dit moeizamer gaan. De rol van visetende vogels kan in de toekomst erg belangrijk zijn voor de verspreiding van plantensoorten. Vanwege klimaatverandering en druk van de mens.
Verder zegt van Leeuwen dat er nog veel meer inzichten van Darwin zijn die nog verder onderzocht kunnen worden.