Vanwege droogte en hitte graven Afrikaanse longvissen zich in en omgeven ze zichzelf met een cocon van opgedroogd huidslijm. Alle lichaamsfuncties worden tot een minimum beperkt. De vissen ontwaken pas weer als het woongebied vol water loopt. Ze teren vooral op hun vetweefsel en schijnen zo zelfs een zomerslaap van vier jaar vol te kunnen houden.