Voor de productie van blank kalfsvlees worden kalveren gevoerd met een rantsoen bestaande uit melkproducten en een deel ruwvoer waarin een gecontroleerde hoeveelheid ijzer aanwezig is. Het hemoglobine-gehalte (Hb) in het bloed van het kalf is daardoor lager, maar boven de grenswaarde voor bloedarmoede. In de vleeskalverhouderij wordt het Hb-gehalte gecontroleerd en er vindt, indien nodig, een gerichte behandeling met ijzer plaats zonder nadelige effecten voor de gezondheid en het welzijn van het kalf. Dat schrijven de Productschappen Vee, Vlees en Eieren.
Voor een aanvaardbare vleeskleur wordt in Nederland op slachtleeftijd gestreefd naar een gemiddeld Hb-gehalte van de kalveren tussen de 5,0 en 5,5 mmol per liter. In wetenschappelijk onderzoek wordt een gemiddeld Hb-gehalte rond de 4,5 als grenswaarde beschouwd, onder deze waarde kunnen klinische verschijnselen van bloedarmoede optreden ten gevolge van een tekort aan ijzer. Op basis van dit onderzoek is in Europees verband een wettelijk minimum voor het Hb-gehalte vastgesteld van gemiddeld .4,5 per koppel bij het afleveren op de slachterij.
Ter onderbouwing van deze grenswaarde en vanwege het gebrek aan betrouwbare gegevens over de gezondheid en de immuunstatus van vleeskalveren met een Hb-gehalte van rond de 4,5 is in Nederland een grootschalig vergelijkend onderzoek uitgevoerd tussen 1997 en 1999. De conclusie van dit onderzoek bevestigt dat een relatief laag Hb-gehalte in de orde van grootte van gemiddeld 4,5 geen nadelige effecten heeft op het aanpassingsvermogen van vleeskalveren in groei en immuuncapaciteit.
Momenteel wordt in een uitgebreid, internationaal onderzoekprogramma een Welzijnsmonitor voor vleeskalveren ontwikkeld, onder begeleiding van het ministerie van LNV, Animal Sciences Group, de Dierenbescherming en de kalversector. Met de resultaten van dit onderzoek zal het in de komende jaren mogelijk zijn om uitsluitsel te geven over de vraag hoe ook in de toekomst verdere garanties gegeven kunnen worden voor het welzijn van vleeskalveren.