Terwijl Vroege Vogels radio al 29 jaar iedere zondag de lucht ingaat, zijn we ondertussen bezig met de televisieversie van Vroege Vogels. Dat betekent Menno en ik op reportage. Afgelopen dinsdag hadden we de eerste opname.:
Het onderwerp: uilen roepen bij kasteel Groeneveld met een echte uilenroeper Ton Eggenhuizen. Als Ton oehoe oehoe op zijn handen blaast, kan je er de donder op zeggen dat een uil terugroept. Dat moeten we zien en horen.
Het is een prachtige avond, helder en het is volle maan. Met Ton en zijn dochter Geerke lopen we naar het paardeveldje. Daar zitten de bosuilen die hij vaker roept. Overdag viel het me niet op, maar nu hoor ik het verkeer van de A1 keihard langs razen. Even later zullen we nog verblijd worden met een houseparty naast het kasteel. Welkom in de natuur van Nederland. Hopelijk komen de uilen er bovenuit.
Het paardeveldje ligt er idyllisch bij in het maanlicht. Met cameraman, geluidsman en regisseur zijn we met een flinke delegatie. De bosuilen hebben ons al lang in de smiezen.
Ton blaast een eerste oehoe. Meteen roept er een uil terug ''wiek wiek!''. ''Dat is de lokroep'' constateert Ton meteen. ''Ze wisselen die af met het bekende oehoe oehoe. Ik zelf klink als een grote mannenuil''. Met zijn indrukwekkende 2 meter lengte kan ik me dat goed voorstellen.
We staan naar een oude eik te kijken waar het 'wiek wiek' vandaan komt. Menno knoopt een gesprek met Ton aan. Het speelt zich een halve meter boven mijn hoofd af. Menno is namelijk 1.92 en de uilenroeper steekt daar nog een stuk boven uit. Met mijn krappe 1.58 twijfel ik of ik me ermee zal bemoeien. Staat dat niet idioot als zo'n onderdeur er ineens tussenkomt? Heb ik een relevante vraag? De mannen zijn ondertussen geanimeerd het leven van de bosuil aan het doornemen. In het donker zie ik niet hoe de camera ons filmt. Is er een plukje haar onder in beeld te zien of sta ik er gewoon niet op? Dat lijkt me het beste. Ik hou gewoon mijn mond. Ik kijk weer naar boven en op dat moment richt Menno zich tot mij. ''Andrea, jij kan het toch ook, dat uilengeluid?''
Toen ik een jaar of 13 was heb ik maanden zitten oefenen om de uilenroep onder de knie te krijgen. Ik vond dat toen stoer. Het viel in de categorie klokhuis opeten en balletje hooghouden. Ik vouw mijn handen tot een kommetje en blaas tussen mijn duimen. Oehoe oehoe oehoe.
''Dat is een héle goeie uil''. Ton kijkt me van boven af bewonderend aan. Als even later een bosuil mijn roep beantwoordt kan mijn avond niet meer stuk. Ik ben wel een meter gegroeid.