Met een grootte van 33-39 centimeter en een spanwijdte van 65-80 centimeter is de torenvalk (Falco tinnunculus) een van de kleinere roofvogels van Nederland. Het dier is zelfs ongeveer vier keer zo klein als de buizerd.
De lichaamsbouw van het mannetje en het vrouwtje lijkt sterk op elkaar. De kleuren zijn echter verschillend. Het mannetje heeft een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine rug en vleugels met donkere vlekken. De lange staart heeft dezelfde kleur als de kop, met een zwarte band aan het uiteinde. Het vrouwtje is helemaal bruin gekleurd met dwarsbanden op de rug en vleugels.
Torenvalken zijn voornamelijk biddend boven weilanden langs een autoweg te vinden. Ze hangen stil in de lucht met snelbewegende vleugels en kijken naar beneden, op zoek naar prooi. Deze prooi bestaat voornamelijk uit kleine zoogdieren, zoals muizen. Zodra de torenvalk een prooi gevonden heeft, slaat het dier zijn vleugels naar achter en duikt naar beneden. De kop is wat zwaarder dan het achterlijf, waardoor de duikvlucht sneller gaat. Vlak boven de grond slaat de vogel zijn klauwen naar voren en grijpt zijn prooi.
Aan een biddende torenvalk is goed te zien wat de windrichting is. Torenvalken bidden namelijk altijd met de kop in de wind. Tijdens het bidden, hangt de vogel op één plek in de lucht. De vleugelslagen zorgen ervoor dat het dier tegen de wind in met dezelfde snelheid als de wind vliegt.
Volgens de Keltische astrologie is iedereen die tussen 28 oktober en 24 november geboren is, een torenvalk. Girbe Buist verzamelde gegevens over de totemvogels in het boekje "Wat vogels over mensen vertellen".
Lees meer