Heb je last van slapeloze nachten, ga dan op zoek naar de winterhooiwagen of bonte hooiwagen (
Paroligolophus agrestis
), die vooral 's nachts actief is. De winterhooiwagen heet natuurlijk niet voor niks zo. Bijna de hele winter is deze soort te vinden, soms tot in maart. Met zijn lange poten en kleine lijf doet hij aan een spin denken, maar als je goed kijkt zie je de verschillen: beide delen van het lijf zijn met elkaar vergroeid en vormen een geheel. Ook hebben hooiwagens geen gifklieren en ze maken geen spindraad.
Van kou hebben ze geen last. Zelfs tijdens vriesnachten kun je ze zien lopen door de strooisellaag of onder stukken dood hout. Het zijn echte alleseters. Ze eten kleine prooidieren of afval zoals schimmels, rotte vruchten of dode diertjes. Of ze zoeken elkaar op voor een ijskoude vrijpartij. Ook hierin verschillen ze van spinnen, die het sperma in pakketjes overdragen aan het vrouwtje. Bij de hooiwagens vindt een directe overdracht plaats met een penis. De eieren worden door het vrouwtje in de grond afgezet en hieruit kruipen laat in het voorjaar de kleine hooiwagentjes. Vreemd genoeg zijn ze aan het eind van de zomer al volwassen, dus waarom ze zo lang leven en de hele winter doorgaan met hun bezigheden is een grote vraag.
De winterhooiwagen is erg algemeen. Overal waar wat planten staan kun je de diertjes vinden, dus in alle tuinreservaten zal hij aanwezig zijn. Als het op de bodem erg nat wordt, klimmen ze de bomen en struiken in en soms de muren op. Je moet wel heel goed zoeken om ze te vinden, want met maximaal 4,5 mm zijn het niet bepaald reuzen.