De bodem bestaat uit organisch materiaal, mineraal materiaal en bodemleven. Het minerale materiaal bepaalt op welk type bodem je tuiniert: klei, leem, zand-leem, en zandbodems. Het verschil tussen die soorten wordt bepaald door de grootte van de korrels.
Om de soort grond waarop je tuiniert te bepalen kun je een heel eenvoudige test doen. Neem wat grond in je handen en maak het vochtig. De grond mag niet aan je vingers plakken. De vorm die je aan de natte grond kunt geven bepaalt welke grondsoort je hebt.
De Kneedproef
Vorm 1: bergje > zand.
Vorm 2: dropje (bergje waar je model in kunt brengen)> leemachtig zand.
Vorm 3: rolletje met scheuren (ongeveer 10 cm. lang) > zand-leem
Vorm 4: rolletje zonder scheuren > leem
Vorm 5: hoefijzer met scheuren > klei-achtige leem
Vorm 6: hoefijzer zonder scheuren > leemachtige klei
Vorm 7: cirkel > klei.
Voor een siertuin bestaat er niet zo iets als ‘goede tuingrond’. De combinatie van bodemtype en hoeveelheid organisch materiaal is belangrijk. Dus wat onder de grond zit bepaalt het beeld boven de grond. En onthoudt: Iedere grond is geschikt voor de aanleg van een mooie tuin.
Bron: Stappen naar een ecologische tuin. Geertje Coremans. (Uitgeverij
Velt.)