Veldleeuweriken broeden vaak in open akkerbouwgebieden. Waar grasland en akkerbouw naast elkaar voorkomen, maken ze ook graag gebruik van grasland om in te broeden. Die keuze wordt ze vaak noodlottig, omdat in gras veel legsels worden uitgemaaid. Uit nieuw onderzoek blijkt dat jaarlijks in Groningen en Drenthe 30.000 jonge veldleeuweriken omkomen door maaien. Onderzoek moet aantonen of met een ander maaibeheer de veldleeuwerik zijn jongen wel succesvol groot kan krijgen.
Knelpunten
Van 2006 tot 2008 werkten Sovon Vogelonderzoek Nederland en Werkgroep Grauwe Kiekendief samen om in opdracht van Vogelbescherming Nederland de knelpunten rond de ecologie van de vrolijke zanger in beeld te brengen. Dit leverde het fundament op voor het vervolgonderzoek dat Werkgroep Grauwe Kiekendief samen met Wageningen UR in de jaren 2010-2014 uitvoerde. Daarbij werd met behulp van lichtgewicht radiozenders het terreingebruik van broedende veldleeuweriken in kaart gebracht. Uit het onderzoek bleek dat veldleeuweriken graag gebruikmaken van faunaranden om naar voedsel te zoeken voor hun jongen. Maar diezelfde faunaranden kunnen niet voorkomen dat veldleeuweriken in het voor hun gevaarlijke grasland gaan broeden.
Ecologische val
Sterker nog, als die faunaranden in de buurt van grasland liggen, dan vormt die combinatie een ecologische val, doordat veldleeuweriken een voorkeur hebben om in grasland te broeden. Op basis van broedbiologische gegevens van Werkgroep Grauwe Kiekendief, aantalsschattingen en digitale gewaskaarten, hebben we berekend dat in Groningen per jaar zo’n 15.000 nestjonge veldleeuweriken worden doodgemaaid. In Drenthe komt een vergelijkbaar aantal tussen de maaibalken om.
Lees meer op
Natuurbericht.nl
Bron: Werkgroep Grauwe Kiekendief en Vogelbescherming Nederland