’t Hijgend hert_01_11_2007
• 01-11-2007
• leestijd 3 minuten
Het
edelhert
(Cervus elaphus) is een hertensoort die voorkomt in Europa, Azië en Noord-Amerika. Het is op de eland na het grootste hert. Het edelhert komt in Nederland voor op de Veluwe, de Oostvaardersplassen en sinds 2005 in het Weerterbos. Af en toe wordt er een edelhert op de Utrechtse Heuvelrug gesignaleerd, alsmede aan de grens met Duitsland van aldaar toegelopen dieren. In de zomer zijn de dieren roodbruin van kleur, in de winter grijsachtig bruin. De buikzijde is wit en het staartstuk is roomkleurig.
Het mannetje draagt een gewei, dat gemiddeld 71 centimeter lang en een kilogram zwaar is, maar kan uitgroeien tot een lengte van 91 centimeter een gewicht van wel drie kilogram. Aan het gewei kan men de leeftijd aflezen. Niet echter het aantal 'enden' van het gewei is bepalend voor de leeftijd, al is het zo dat een jong edelhert een kleiner gewei met weinig vertakkingen heeft en een hert dat in zijn laatste fase van zijn bestaan geraakt eveneens weer een kleiner gewei zal krijgen. Bij oude mannetjes neemt het gewei dus in grootte af. Het aantal enden zegt meer over het kwaliteit van het leefgebied en de genen van een dier dan over zijn leeftijd. Elk jaar, meestal in maart of april, wordt het gewei afgeworpen, waarna meteen de groei van een nieuw gewei begint. Gemiddeld is het nieuwe gewei in juli voltooid. In augustus verwijderen de mannetjes de basthuid van het gewei door deze langs takken en boomstammen te schuren.
Het edelhert is de gehele dag door actief, maar in gebieden met veel menselijke activiteit laten ze zich vooral vroeg in de ochtend en laat in de avond zien. 's Ochtends trekken ze meestal naar de graslanden om daar te kunnen grazen.
In de zomer en in de winter vormen de herten roedels. De vrouwelijke herten (hinden) en onvolwassen dieren van beide geslachten vormen aparte roedels. Hinderoedels worden meestal geleid door een dominant vrouwtje. De volwassen mannelijke dieren vormen afzonderlijke en van de hinden ruimtelijk gescheiden roedels die bovendien vaak ook minder gestructureerd zijn en meer wisselende samenstellingen kunnen hebben. In de aanloop naar de paartijd (bronst) vallen de mannelijke roedels volledig uiteen en zoeken de herten de roedels met hinden op. Minder sterke herten kunnen zich (nog) niet zo laten gelden ten opzichte van hun krachtigere en ervarenere rivalen en leiden dan een vaak zwervend bestaan.
De bronsttijd valt voornamelijk in de tweede helft van september tot begin oktober. Soms komen er zelfs paringen in november voor, maar die zijn in Nederland vrij zeldzaam. In deze tijd zijn de mannelijke edelherten zeer actief om zich voort te planten. Luid burlend houden ze concurrenten op de hoogte van hun aanwezigheid en hun motieven. Hoe sterker en gezonder het mannetje, hoe vaker hij zal burlen. De sterksten claimen een zo groot mogelijk roedel vrouwelijke dieren.
Mannetjes zijn na één tot drie jaar geslachtsrijp, vrouwtjes na één à twee jaar, voor beiden afhankelijk van de kwaliteit van het leefgebied. Jonge bokken zullen vaak hun geboortegebied verlaten zodra ze zelfstandig zijn, maar hinden blijven meestal trouw aan hun geboorteplek, en de woongebieden van hinden overlappen meestal met dat van hun moeder. Als ze ongeveer zeven jaar oud zijn, zijn ze volgroeid.
In Nederland komt het edelhert voor in twee gebieden: op de Veluwe en in de Oostvaardersplassen. Van nature komt het edelhert in Nederland in alle habitats voor: de duinen, in het rivierengebied, op de hogere gronden in de bossen en zelfs in de moerassen en de venen, waarmee Nederland oorspronkelijk voor bijna tweederde bedekt was en die nu vrijwel geheel verdwenen zijn.
Vroege Vogels filmde in de Oostvaardersplassen.
Bronnen: Wikipedia, Staatsbosbeheer