Veel kalksteengrotten bevatten stalactieten en stalagmieten. Deze afzettingen worden gevormd door kalkrijk water dat van het plafond naar beneden druppelt. Langzaam druppelend water vormt stalactieten. De druppels blijven lang genoeg aan het plafond hangen om kalk af te kunnen zetten. Naarmate de stalactiet groeit, wordt de basis aan het plafond steeds breder en loopt naar de punt toe spits af. Hierdoor lijkt het net alsof er een omgekeerde kegel aan het plafond hangt Als het water snel naar beneden druppelt, vormen er stalagmieten, in dit geval wordt kalk op de grond afgezet. Net als bij stalactieten is de basis breder dan de punt, maar in dit geval staat de kegel rechtop. Een zuil ontstaat wanneer een stalagmiet en een stalactiet aan elkaar vastgroeien.