Spinragworm: na een halve eeuw terug in de Oosterschelde
• 02-04-2012
• leestijd 2 minuten
Nicolea zostericola is zijn wetenschappelijke naam. Voor zo ver bekend had deze soort nog geen Nederlandse naam. Hier wordt nu voorgesteld om hem Spinragworm te noemen. De laatste verwijzing naar Nederlandse waarnemingen in de literatuur stamt van voor de winter van 1962-1963. Bijna vijftig jaar later komt deze kleine kokerworm, met een opmerkelijk verhaal en alsof hij uit het niets is herrezen, lokaal massaal weer voor in de centrale Oosterschelde.
Uiterlijk
De Spinragworm is een klein kokerwormpje van slechts een paar centimeter lengte, maximaal 7 centimeter. De kleur is lichtbruin tot bruinroze en de rode maag is door de huid heen zichtbaar. Op de kop zitten rode, tweevoudig vertakte, externe kieuwen en lange dunne roze tentakels die gebruikt worden om voedsel te verzamelen. Tot nu toe is dit geen bijzonder verhaal. Het is gewoon een klein onopvallend marien wormpje. Wat de soort en zijn huidige voorkomen in de Zeeuwse Delta echter bijzonder maakt zijn eigenaardige eigenschappen bij het voortplantingsproces, de mondiale verspreiding en het plotselinge massale voorkomen, bijna een halve eeuw na de laatste waarneming.
Spinrag
Sportduikers hebben in maart 2012 in de centrale Oosterschelde op daar voor vooroeverversterkingen gestorte stenen en staalslakken enorme aantallen Spinragwormen aangetroffen. Ze vielen op omdat veel stenen op een diepte van circa 8 tot 15 meter plotseling met een soort spinrag overdekt bleken te zijn. Nu is het zo dat spinnen, die spinnenwebben produceren, in het geheel niet in zeewater voorkomen. Wat is er aan de hand? Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de spinragachtige webben geproduceerd worden door kleine wormpjes. En vervolgens hebben we ook kunnen vaststellen dat dit waarschijnlijk Nicolea zostericola, de Spinragworm, is. Het is een soort die voor zover wij weten voor het laatst vlak voor de winter van 1962-1963 in de Nederlandse wateren is waargenomen en tot onze verbazing dus nu ineens massaal lokaal in de centrale Oosterschelde aanwezig is. In deze periode zijn ook kleine aantallen in de westelijke Oosterschelde aangetroffen.