Spinnen zijn roofdieren die afhankelijk zijn van voldoende voedsel in hun omgeving, zoals insecten en andere spinnen. Ze houden van tuinen met veel variatie en zijn dol op composthopen. Ook kieren en spleten in de muren van huizen of schuttingen zijn aantrekkelijke schuilplaatsen voor allerlei soorten. In deze tijd van het jaar zie je overal de wielwebben hangen van de gewone kruisspin Araneus diadematus. Je kunt ze midden in hun web zien hangen met de kop omlaag zodat ze moeiteloos aan hun spintepels hangen. Hiermee hebben ze zich in het centrum van het web vastgemaakt.
Eitjes
De kleinere en slankere mannetjes zijn na augustus vertrokken. De vrouwtjes blijven achter met hun steeds dikker wordend achterlijf waarin de vele eitjes worden gevormd. Vlak voor de winter zet ze die eieren af in een gelige ei-cocon die in een spleet of onder boomschors wordt verborgen. In het voorjaar komen daar kleine, gele kruisspinnetjes uit, die nog een tijdje bij elkaar klitten in de buurt van de ei-cocon. Als je ze aanraakt schieten ze alle kanten op.
Platte kruisspin
Verwant aan de kruisspin is de even grote platte kruisspin Nuctenea umbratica, die dankzij zijn platte lijfje goed in spleten in huismuren en onder boomschors kan wegkruipen. Het zijn nachtdieren die als het donker wordt in hun wijdmazige wielweb wachten tot er een insect in belandt.
Venstersectorspin
Langs raamkozijnen en op schuttingen zie je vaak de Venstersectorspin Zygiella x-notata. Deze spin bouwt in zijn wielweb een waarschuwingssysteem dat een signaal geeft als er een insect in de val is gelopen. Dat gaat als volgt: in een sector van zijn wielweb – dus tussen twee spaken van het web – vervangt hij de spiraaldraad door een signaaldraad die van het centrum van het web naar een gesponnen schuilplaatsje in een spleet van schutting of raamkozijn loopt. Daar zit hij te wachten tot het alarm af gaat, want via die signaaldraad neemt hij de bewegingen van een in het web geraakt insect waar. Alle drie genoemde soorten behoren tot de wielwebspinnen (Araneidae). Er zijn meer soorten die wielwebben bouwen, maar niet tot de echte wielwebspinnen behoren. Zo maakt de gewone strekspin Tetragnatha extensa een wielweb dat niet verticaal hangt, maar schuin tussen de planten is aangelegd. De spin zit naast het web tussen de planten verscholen te wachten op z’n prooi.
Zebraspinnen
Op zonnige dagen zie je met een beetje geluk zebraspinnen, Salticus scenicus, op huismuren rondspringen. Uit hun gedrag blijkt dat ze heel goede ogen hebben. Als er een prooi, meestal een vlieg, in hun buurt op de muur gaat zitten draaien ze zich meteen in die richting, observeren hem met hun grote ogen (zonder loupe al te zien), sluipen naderbij en bespringen het slachtoffer vanaf enkele centimeters afstand. Daarom horen ze ook tot de familie van de springspinnen die geen webben maken maar achter hun prooi aanjagen.
Muurkaardespin
Als je goed kijkt zie je op de muren van huizen vaak blauwgrijs spinsel over een spleet of barst in de muur geweven. Dit spinsel wordt gemaakt door de muurkaardespin Amaurobius similis. De slachtoffers, meestal langpootmuggen of uurwurmen, blijven dan niet kleven aan het web, maar raken verward in de wollige structuur. De rommelige webjes van de koffieboonspin Steatoda bipunctata vind je ook dicht bij huis langs raamkozijnen, schuurdeuren en op schuttingen. Het is een glimmende, bruine spin met een witte rand op het achterlijf en twee witte stippen.
Warmte
Composthopen zijn ook favoriete schuilplekken voor spinnen. Vooral kleinere spinnen verstoppen er hun eieren en brengen er de winter door. Ze profiteren van de bescherming en van de warmte die in een composthoop een paar graden hoger is dan in de omgeving.