Spectaculair late waarneming van bijzondere vlinder

Een vrijwilliger van Natuurmonumenten zag afgelopen week tijdens in het Fochteloërveen twee veenhooibeestjes. Deze zeldzame hoogveenvlinders worden normaal tot eind juli gezien.

De opwarming van het klimaat verlengt de vliegtijd van de vlinders. Het is de vraag of de waargenomen vlinders late vliegers zijn of de eerste vlinders van een tweede generatie. Het laatste is nog niet eerder voorgekomen in Europa.

Tweede generatie of niet?
Vrijwilliger Judith Bouma telt jaarlijks de hoogveenvlinders in het Fochteloërveen. Dat doet zij door regelmatig een vaste route te volgen door het hoogveengebied. "Een waarneming zo laat in het jaar had ik nooit verwacht. Dit is spectaculair," vertelt ze enthousiast.

Vlinders als de atalanta en het landkaartje hebben elke zomer twee generaties. De rupsen uit de eieren van de eerste generatie vlinders verpoppen zich nog hetzelfde jaar en vliegen even later rond. Bij het veenhooibeestje kwam een tweede generatie tot op heden niet voor. Of de twee vlinders die Bouma deze week zag van een tweede generatie zijn of laat rondvliegende exemplaren van de eerste generatie, is onbekend. De laatste jaren worden ook extra vliegperiodes van andere vlinders waargenomen, zoals de grote vuurvlinder en kleine ijsvogelvlinder.

Toenamen door vernatting Fochteloërveen
Veenhooibeestjes zijn zeldzame vlinders en zijn afhankelijk van hoogveengebieden als het Fochteloërveen. De rupsen leven op wollegras, de plant die samen met het veenpluis het veen in juni wit kleurt. Sinds Natuurmonumenten in 2003 het Fochteloërveen heeft vernat, neemt het veenmos en het wollegras toe. Het veenhooibeestje profiteert hiervan. Afgelopen zomer bleek het maximale aantal veenhooibeestje dat op een dag rondvliegt, bijna vervijfvoudigd te zijn tot 468. De komende jaren wordt met onder meer geld van de Nationale Postcode Loterij verder gewerkt aan een natuurlijke randzone rondom het Fochteloërveen om het veen voldoende nat te houden.

De laat waargenomen veenhooibeestjes dragen naar alle waarschijnlijkheid niet bij aan de verdere groei van de populatie in het Fochteloërveen. De kans dat de rupsen die uit de eventueel te leggen eitjes komen, op tijd klaar zijn voor het overwinteren is klein.

Bron: Natuurmonumenten