Van ratten en vele andere gewervelde dieren was het al veel langer bekend: vaak hebben deze dieren een voorkeur voor wisselende seksuele contacten. Meestal zijn het de mannetjes die bij voorkeur meerdere vrouwtjes bevruchten in plaats van meerdere malen hetzelfde vrouwtje. Uit onderzoek van Joris Koene en Andries ter Maat van de afdeling Dierecologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam blijkt dat poelslakken dit zogenaamde Coolidge-effect ook vertonen.
Het Coolidge-effect ontleent zijn naam aan een beroemde anekdote over Calvin Coolidge, die president was van de Verenigde Staten tussen 1923 en 1929. Het verhaal gaat dat het echtpaar Coolidge tijdens de ambtsjaren op bezoek was op een modelboerderij van de overheid. Zoals gebruikelijk was in die tijd, werden mannen en vrouwen apart rondgeleid. Terwijl de president een ander deel van het erf bezocht, werd de first lady als eerste langs de kippenren geleid alwaar de boer haar meedeelde dat de haan de hele dag door copuleerde, tientallen keren per dag. Waarop de first lady hem verzocht: "Vertel dat maar aan de president." Toen de president even later het verhaal te horen kreeg over de viriliteit van de haan, wilde hij weten of dat dan altijd met dezelfde hen was. "Oh nee", zei de boer, "iedere keer met een andere hen." Waarop de president antwoordde: "Vertel dat dan maar aan mijn echtgenote."
Koene
en Ter Maat hebben aangetoond dat dit fenomeen niet gereserveerd is voor gewervelde dieren en soorten met gescheiden sexen. Ook hermafrodieten, die tegelijk mannetje en vrouwtje zijn, blijken een voorkeur te vertonen voor een nieuwe partner. In een keuze-experiment laten de onderzoekers zien dat de slakken een reeds geïnsemineerde partner links laten liggen terwijl ze wel gemotiveerd zijn om een nieuwe partner te insemineren. Deze vondst is in overeenstemming met de theorie van sperma concurrentie. Die voorspelt namelijk dat mannetjes hun kostbare spermiën zo efficiënt mogelijk moeten distribueren.
De
grote poelslak
leeft alleen in stilstaande wateren, zoals sloten, vijvers en vennen. Bij gevaar laat de slak zich onmiddellijk naar de bodem vallen. De grote poelslak kan 6 cm groot worden behoort tot de waterlongslakken (Pulmonata). Zoals alle waterlongslakken bezit de grote poelslak een long. Deze long wordt gebruikt om adem te halen aan de water oppervlakte. De slak komt dan tegen het wateroppervlak hangen, maar kan ook op zijn kop tegen het wateroppervlak kruipen, wat een vreemd gezicht is. Bij het ademen ontstaat een 'gaatje' in de slak; dat is de ademopening waardoor de inhoud van de longholte wordt ververst met verse lucht. Het voedsel van de poelslak bestaat uit rottende plantendelen, algen en aas die van de bodem geschraapt worden, maar de kleine diertjes die hierin leven, zoals wormen en insectenlarven, worden ook opgegeten. De slak kruipt door de waterplanten op zoek naar voedsel, en komt niet ver onder het wateroppervlak.