Ganzen en zwanen die in arctisch Rusland broeden zijn dit najaar met uitzonderlijk weinig jongen in de winterkwartieren teruggekeerd. Dat meldt de Vogelbescherming na tellingen. De belangrijkste oorzaak voor het magere broedseizoen is waarschijnlijk de langdurige koude en sneeuwbedekking in grote delen van de toendra langs de Barentsz Zee.
Steekproefsgewijze tellingen van kleine zwanen, toendrarietganzen, kolganzen en brandganzen wijzen voorlopig op hooguit tien procent eerstejaars in de populatie. In groepen kleine zwanen en brandganzen worden vaak zelfs minder dan vijf procent jongen geteld. Bij geen van de genoemde soorten werden sinds 2000 dergelijk lage jongenpercentages vastgesteld. Bij de kolgans moeten we zelfs terug tot 1978/79 voor een vergelijkbaar slecht broedjaar.
In tegenstelling tot de andere soorten doen de (zwartbuik)rotganzen die op Taimyr broeden het beter dan voorspeld. In veel groepen worden tien tot vijftien procent eerstejaars gezien. Kleine rietganzen van Spitsbergen hadden een gemiddeld broedseizoen, met dertien procent eerstejaars.